In Filippenzen 2:5-11 lezen we: Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
Vandaag wil ik stilstaan bij de volgende zinsnede: , die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. Wat heeft Paulus hier op het oog? Is dit met name een dogmatische uiteenzetting over de menswording van de Zoon van God? Als je de omliggende tekst in de Filippenzenbrief bekijkt zie je dat Paulus zich voor al focust op de levenshouding, oftewel de wandel van de gelovigen. In vers 2 tot 4 zegt hij: maakt (dan) mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven, zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder (lette) ook op dat van anderen. In vers 12 zegt hij: Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven, want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt. Hiertussen schrijft hij het tekstgedeelte van vandaag. Ik denk dan ook dat dit tekstgedeelte met name gaat over de wandel van de gelovigen, en binnen dit kader moet je dan ook de zin: die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is, plaatsen.
De vraag is: wanneer heeft Christus Jezus zich eigenlijk ontledigd? Gebeurde dit toen Hij bij God in de hemel was en naar de aarde werd gezonden (Joh.1)? Of ontledigde Hij zich terwijl Hij op aarde leefde? Als je de evangeliën leest geeft dit op zijn minst de indruk dat dit gebeurde toen Hij op aarde leefde! Immers het is Christus Jezus die zich ontledigde en die naam, Messias Jeshua, droeg Hij op aarde. In de hemel was zijn benaming immers het Woord (Joh.1:1), en als het Woord was Hij God. Pas na de menswording van het Woord is er sprake van Jezus.
Het was Jezus die zich ontledigde. En dit deed Hij niet door mens te worden, dat was Hij immers al. Hij deed dit door als mens de gestalte van een dienstknecht (letterlijk: slaaf) aan te nemen.
Maar er is toch ook sprake van een Gode gelijk zijn, zult u zeggen? Inderdaad, daar is wel zeker sprake van. Maar bedoelt Paulus te zeggen: voor zijn menswording was Hij Gode gelijk en daarna niet meer? Of zegt Paulus: Hij was als mens (op aarde) als beeld Gods (Kol.1:15) Gode gelijk, maar heeft zich (op aarde) ontledigd? Ik denk dat het laatste juist is. Op verschillende plaatsen in de evangeliën zie je aanwijzingen dat Jezus Gode gelijk was, immers de ganse volheid van God woonde in Hem (Kol.1:19), maar dat Hij ondanks die gelijkheid aan God hier niet aan vasthield maar zich ontledigde.
Een paar voorbeelden:
In Mattheüs 4:1-11 lezen we de geschiedenis van de verzoeking in de woestijn. Wat opvalt is het volgende: satan verzoekt Jezus om zijn Gode gelijke positie te gebruiken en niet de weg van de vernedering te gaan. Vers 3: En de verzoeker kwam en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden. Vers 6: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. Vers 8: bij de laatste verzoeking wordt Jezus verleid om als Zoon van God voortijdig zijn macht als koning op te nemen (opnieuw zonder lijden).
Was Jezus als Gods Zoon in staat om van stenen brood te maken? Ja. Maar Hij deed het niet. Was Hij in staat om zonder te pletter te vallen van het dak van de tempel af te springen? Ja, maar Hij deed het niet. Had Jezus als Zoon van God recht op de macht over alle koninkrijken? Ja maar Hij nam deze macht niet op zonder eerst de weg van de vernedering te gaan.
Jezus wist immers dat Hij de weg van de vernedering van het kruis moest gaan, en niet de weg van verheerlijking zonder lijden. Hij hield niet vast aan zijn Gode gelijk zijn als Gods Zoon, maar wilde als mens liever honger lijden dan als Zoon van God verzadigd te worden van brood.
De verzoeking in het leven van Jezus was om niet in gehoorzaamheid aan zijn Vader de weg van het lijden te gaan, maar om het lijden te ontvluchten en voortijding gebruik te maken van zijn macht als Zoon van God.
Een ander voorbeeld: In Mattheüs 26:47-56 lezen we over de gevangenneming van Jezus in de tuin van Getsemane. Jezus wist dat Hij gevangen genomen moest worden, om later gegeseld en gekruisigd te worden. Iemand wil Jezus echter voor dit lijden behoeden en grijpt het zwaard (vers 51). Let echter op wat Jezus vervolgens zegt (vers 53-54): Of meent gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen? Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschieden?
Als Zoon van God had Jezus de macht om van zijn Vader twaalf legioenen engelen te ontvangen en daarmee al zijn vijanden te verslaan. Als Hij dit echter had gedaan waren de Schriften (die zeggen dat de Messias eerst moet lijden) niet in vervulling gegaan. Jezus kiest er opnieuw voor zijn Gode gelijk zijn, af te leggen. Hij laat zich vernederen, gevangennemen en kruisigen.
En die gezindheid, zo zegt, Paulus zouden wij als gelovigen aan moeten nemen! Wat betekent dit? In de omliggende tekst beschrijft Paulus dit. In vers 3 zegt Paulus: zonder zelfzucht (lett. tweedracht) of ijdel eerbejag. Beide zaken hebben betrekking op hoe je met je broeders en zusters omgaat, en sluiten ook goed aan op de gehele context van dit gedeelte, waarin Paulus spreekt over de éénheid van de gemeente (vers 2). Als je de gezindheid van Christus aanneemt dan bewaar je die éénheid. Ook al gaat dit ten koste van jezelf! Ook als brengt je dit (zinnebeeldig gesproken) aan het kruis! Omdat je niet uit bent op je eigenbelang. Omdat je niet je eigen eer najaagt. Omdat je net als Jezus niet jezelf centraal stelt, maar je dienend opstelt ten op zichte van anderen, de anderen zelfs uitnemender achtend dan jezelf (vers 3). Liever een dienstknecht dan een heerser!
Hoeveel kerk- of gemeentescheuringen ontstaan er niet doordat men deze raadgevingen van Paulus niet ter harte neemt! Onder het mom van de juiste leer bestrijdt men elkaar, om uiteindelijk definitief uit elkaar te gaan. De oorzaak? Het eigen ego, of de eigen positie (eerbejag)! Ik denk dat veel twisten en ruzies binnen gemeenten voorkomen zouden worden als we de tekst van Paulus ter harte zouden nemen. Niet als een dogmatische uiteenzetting over de menswording van Gods Zoon, maar als een richtlijn over hoe je omgaat met je broeders en zusters. Daarom: Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was!
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze blog zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951.