God heeft zijn tien geboden (tien woorden) aan het volk gegeven nà de verlossing van het volk uit de slavernij uit Egypte. En niet er voor. Door Christus’ volbrachte werk zijn ook wij verlost uit Egypte. Ons Egypte. De slavernij aan zonde, schuld, angst, en alles wat jou in je leven kan binden. Maar na de verlossing volgt gehoorzaamheid. En daarvoor zijn ons de tien woorden gegeven. Als richtsnoer voor ons leven, nadat we de genade en bevrijding door Jezus hebben meegemaakt.
Hierbij wil ik de vraag stellen: als God dan van ons vraagt, om volgens zijn woorden, zijn geboden te leven. Hoe kunnen we dit dan in de dagelijkse praktijk van ons leven waarmaken? Hoe kan ons leven zo worden zoals God het bedoelt?
In Deuteronomium 6:4-5 wordt ons een richting gewezen: Hoor Israël: de HERE is onze God; de HERE is één. Gij zult de HERE uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.
Je kan deze uitspraak als volgt uitleggen. Onze God draagt de Naam Here. En voor Here staat in de Hebreeuwse tekst de Naam die in het jodendom niet uitgesproken mag worden. De Naam die alleen bestaat uit de medeklinkers J, H, W,H. Het is de Naam van Israëls God van het verbond en die waarschijnlijk wijst op Zijn onveranderlijkheid als God. Zoals Hij zei tegen Mozes in de woestijn: Ik ben die ik Ben.(Exodus 3:14)
Nu die Here, die God met die Naam die is één. Je zou bijna kunnen zeggen: één van stuk. Onverdeeld. Hij is niet de ene keer zus, en de andere keer zo. Hij is niet tegenstrijdig in zichzelf. Geen grillige god waar je niet van op aankunt. Geen god die je angst aanjaagt. Zo zijn de afgoden van de omliggende volken. Daar zijn er vele van. Goden die even veranderlijk zijn als de mensen zelf zijn. En dat kan ook niet anders want ze zijn door de mensen zelf gemaakt.
Maar er is maar één God die de naam HERE, JHWH draagt. En Hij openbaart zich maar op één manier, namelijk zoals Hij is. Als de HERE. Als de Naam. Hij die is, en altijd dezelfde blijft die HIJ is. Een God die niet verandert. Een God die een relatie aangaat met zijn volk. Een God die goed is. Een God die trouw blijft voor altijd. Een God waar je van op aankunt. Hij is de God die gisteren en heden dezelfde is en tot in eeuwigheid.
En over die God, zegt Mozes hier. Dat je die moet je liefhebben, op dezelfde manier zoals Hij zich tegenover jou gedraagt: onveranderlijk, onverdeeld, met je hele hart, je hele ziel en je hele verstand. En leven volgens Gods wet zal je alleen maar kunnen als je God zo, op die manier, gaat liefhebben.
Hierbij kunnen we ons alleen afvragen: Hoe kom ik zover dat ik God onverdeeld ga liefhebben in mijn leven? En hoe bescherm ik mezelf tegen een vorm van schijnheiligheid waarbij ik me misschien uiterlijk wel netjes aan de geboden van God houd, maar waarbij ik als ik eerlijk ben, in het geheim, in mijn privéleven, onbewogen blijf. Want die gedachte roept het woord tien geboden nogal eens op. Alsof ze alleen maar nageleefd worden door mensen, die doen alsof ze vroom zijn, en het in werkelijkheid toch niet zijn. Maar het tegendeel zou waar moeten zijn: namelijk als je God liefhebt, met heel je hart, heel je ziel, en heel je verstand. Dan leef je naar Gods geboden.
Nu is het begrip liefde een woord waarover nogal eens wat misverstand kan ontstaan. Zeker in onze maatschappij wordt het al snel uitgelegd als een bepaalde emotie, gevoelens van warmte, genegenheid. Het moeilijke hierbij is wat je dan moet doen, als je die gevoelens tegenover God nu eenmaal niet hebt? Moet je dan maar afwachten totdat het je geschonken wordt? Kan ik er wat aan doen dat ik het niet heb?
De liefde waarover het hier gaat is alleen van een heel ander karakter. Het is niet iets wat je nog moet ontvangen. Maar een opdracht, die je moet uitvoeren: gij zult de Here uw God liefhebben. En liefhebben betekent dan in de Bijbelse zin van het woord: Hem als jou enige God erkennen, en Hem ook daarom de voornaamste, eerste plaats in je leven geven. Niet als een god die je alleen maar te hulp roept als je hem nodig hebt. Niet een god die zich voor jouw menselijke karretje laat spannen. Niet een god waar je eens aan denkt als het je uitkomt. Niet een god die er alleen maar is om jou van tijd tot tijd een goed gevoel van vrede te geven. Maar een God, met een hoofdletter. Waarvoor jij er altijd, onveranderlijk, onverdeeld bent, zoals Hij er altijd voor jou er altijd, onveranderlijk en onverdeeld is.
Het liefhebben van God, is dan ook een bewuste keuze die je in je leven maakt. Het is er altijd voor Hem zijn, met heel je hart, heel je ziel, heel je verstand. Oftewel: je hele leven aan Hem geven, zonder iets achter te houden. En in de praktijk betekent dat: leven volgens zijn geboden. Want alleen dan wandel je op het pad wat hij bedoelt. Gods weg bewandel je dan ook niet alleen maar op de zondag (of zaterdag). En ook niet alleen als je eenmaal oud bent geworden. Het is een weg die je alle dagen van je gehele leven zou moeten gaan. En niet alleen jijzelf maar ook je kinderen en kleinkinderen.
Maar het begint bij jezelf: Zo zegt Mozes het: wat ik u heden gebied zal in uw hart zijn (Deut.6:6). Liefde tot God begint in je hart. En zoals ons leven afhankelijk is van ons hart, of het wel of niet het bloed door het lichaam pompt, zo is figuurlijk gesproken ook ons geestelijk leven afhankelijk van het hart. Zo zien we bijvoorbeeld bij de profeet Ezechiël dat het volk een stenen hart heeft. En hiermee bedoelt hij: dat het volk in geestelijk opzicht dood is, en ongehoorzaam aan God. Daarom moet dit stenen hart vervangen worden door een vlezen hart (Ezechiël 11:19). Een hart wat klopt voor God. Want alleen dan zal het volk weer levend worden en zal het Gods wet gehoorzamen.
En daarom zegt Mozes: wat ik u heden gebied zal in u hart zijn. Want de toestand van je hart beïnvloedt je hele leven. En daarom moet dat hart van de mens goed verzorgd worden. Al van kleins af aan, moeten aan de kinderen Gods woorden geleerd worden. Niet zomaar een klein lesje. Maar het moet verweven zijn in de gehele opvoeding: gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zijt, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat (Deut.6:7). Niet dat de kinderen dit altijd leuk zullen vinden. Niet voor niets wordt hier het woord inprenten gebruikt. Een woord wat je ook kan vertalen met inscherpen. Alsof het er met een mes op een pijnlijke manier ingegraveerd wordt.
Maar toch moet het gebeuren. Want in hun latere leven kunnen de kinderen er in hun verdere leven de vruchten van plukken. Vruchten van normbesef en gehoorzaamheid. Vruchten van ontzag, eerbied voor God en respect voor de naaste. Want als dat fundament ontbreekt. Hoe moeilijk is het dan niet om wat op vroege leeftijd is scheefgegroeid, later weer recht te trekken. Niet dat het allemaal een automatisme is. Immers niemands leven is voorspelbaar. Veel hangt ook af van keuzes die jonge mensen zelf in hun leven maken of van omstandigheden waarin ze terecht kunnen komen. We weten maar al te goed hoe de maatschappij er heden ten dage uitziet. Het kan soms onbegrijpelijk mis gaan, hoe goed de opvoeding ook is geweest.
En daar komt ook nog een andere beslissende factor bij. En dat is de misschien wel pijnlijke vraag of we zelf een levend voorbeeld zijn van wat we aan de kinderen leren. Of we zelf door ons leven hebben laten zien dat we willen luisteren naar wat God ons zegt door Zijn Woord? Want hoe kan je je kinderen iets leren wat je met je eigen manier van leven ontkent?
Daarom zegt Mozes: Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn, en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten (Deut.6:8-9). Het orthodoxe jodendom vat deze geboden letterlijk op: tijdens het gebed draagt een joodse man op zijn voorhoofd en op zijn hand gebedsriemen waaraan een zwart doosje (de zogenaamde tefillin) is bevestigd waarin zich de tekst van Deut.6:4-9 en andere verwante teksten bevinden. En op de deurpost van zijn woning hangt een kokertje (de zogenaamde mezuzot) waarin dezelfde teksten zich bevinden.
Op je hand en op je voorhoofd. Dat wil zeggen: zowel je handelingen als je gedachten moeten doordrongen zijn van de wet van God. Op de deurposten van je huis en aan de poorten van de stad: dat wil zeggen het is niet alleen iets privé, voor je zelf. Maar ook openlijk, voor andere mensen zichtbaar moet je Gods wet naleven. Of het nu thuis is, in je gezin, of aan de poort van de stad waar andere mensen je ontmoeten.
Opvallend is dan ook dat Paulus in de Romeinenbrief de liefde tot de naaste, en niet de liefde tot God de vervulling van de wet noemt (Rom.13:8-10). Want liefde tot God staat nooit op zichzelf. Integendeel. De liefde tot de naaste is het bewijs voor de liefde tot God. In je omgang met je naaste, zal het blijken of je God wèl of niet liefhebt. Want die God waarvan je zegt dat je Hem liefhebt geeft je de opdracht je naaste lief te hebben. Gods wet is dan ook niet in strijd met de liefde. Dat is een gedachte die nogal eens in christelijke middens de kop op steekt. Alsof vrijheid een synoniem voor liefde is, en gebondenheid aan wetten een synoniem voor liefdeloosheid.
God maakt ons vrij door het volbrachte werk van Christus. Maar daarna volgt er wel een vrijheid in gebondenheid. Gebonden aan zijn wet aan zijn regels. Want die regels zijn er voor ons welzijn, en zoeken het beste voor onze naaste. Laten we die wet los, dan zal daar uiteindelijk onze naaste onder lijden. En de resultaten daar van zien we in de maatschappij om ons heen, waar velen de bittere vruchten plukken van een wetteloos leven. Echtbreuk , doodslag, diefstal, begeerte. Juist omdat het tegen Gods wet ingaat, is het liefdeloos en tast het de vrijheid en het geluk van de naaste aan. En dat geldt uiteindelijk voor ieder gebod wat God geeft.
Laten we daarom ook wij het woord van Mozes ter harte nemen waarin hij zegt: De Here gebood ons al deze inzettingen te onderhouden en de Here onze God te vrezen, opdat het ons altijd wèl zou gaan en Hij ons in het leven zou behouden, zoals dit heden het geval is (Deut.6:24). Niet uit onszelf. Niet als middel om gerechtvaardigd te worden! Maar vanuit een door de Heilige Geest vernieuwd hart (Rom.2:29) waarin de liefde Gods is uitgestort (Rom.5:5).
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951.