Sterven om vrucht te dragen (Joh.12:20-33)

Gepubliceerd op 11 september 2021 om 13:15

In het gedeelte van Johannes 12:20-33 (debijbel.nl) zien we dat Jezus vooruitwijst naar zijn sterven en opstanding, en Hij doet dit in antwoord op de vraag van de Grieken die Jezus willen ontmoeten.  Deze Grieken waren de zogenaamde godvrezenden. Dat wil zeggen: niet-joden, heidenen, die ondanks het feit dat ze niet bij het volk van God hoorden, toch  de God van Israël vereerden. Johannes schrijft hier over deze Grieken, dat zij voor het Pesachfeest naar Jeruzalem waren opgegaan om God te aanbidden.  En dat doet hij niet voor niets. Want ook dit opgaan van de Grieken naar Jeruzalem is een heenwijzing naar de tijd dat eenmaal alle volken zullen opgaan naar Jeruzalem, om God als Koning te aanbidden.

De tijd die aanbreekt wanneer God zijn relatie met zijn volk Israël herstellen, een nieuw verbond zal sluiten, zoals dit beschreven wordt door de profeet Jeremia (Jeremia 31:31-34). Dan zal het volk een verlost en bevrijd volk zijn. Gods wet zal in hun hart zijn, en, zo wordt het nadrukkelijk gezegd: Zij zullen de Here kennen. Jeruzalem zal de Heilige stad zijn waarnaar de volkeren zullen optrekken. Omdat het Gods stad is geworden. Zijn woonplaats.  Met andere woorden: de tijd waarin God een nieuw verbond zal sluiten met zijn volk, zal een tijd van glorie en heerlijkheid zijn. Niet alleen voor het volk Israël. Maar voor alle volken van de aarde.

Over deze heerlijkheid die zal komen. Over deze mooie tijd van vrede voor alle volken, heeft Jezus het wanneer Hij zegt dat de graankorrel veel vrucht voortbrengt, wanneer zij in de aarde valt en sterft. Want het heil en de bevrijding van alle volken, is namelijk de overvloedige vrucht op Jezus' komst als Messias voor Israël.

Een vrucht die er overigens niet komt op een manier  zoals vele mensen uit de tijd van Jezus dit verwachtten. Zij verwachtten een  Messias die een revolutie zou ontketenen en de macht zou overnemen van de Romeinen om dan direct zijn regering te  vestigen. Integendeel. Jezus` manier om Zijn heerschappij over de wereld te vestigen is van een geheel andere orde. Hij moet namelijk eerst alle macht kwijtraken en helemaal vernederd worden om het later te kunnen ontvangen. Want zo zegt hij het immers: indien de graan korrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort (Joh.12:24b)

Jezus vergelijkt zichzelf hier met een graankorrel. Want net zoals een graankorreltje in de grond moet vergaan, om een mooie korenaar voort te brengen, zo moet het ook met Hem gaan. Eerst moet Hij de weg van lijden en sterven gaan. En alleen op die manier kan Hij ervoor zorgen dat er vrucht komt: een tijd van heerlijkheid en vrede voor alle volken. Een tijd die begint met het sluiten van een nieuw verbond met het volk. Een verbond dat niet wordt gesloten doordat Hij plotseling met machtsvertoon ingrijpt maar dat Hij sluit  doordat Hij voor het volk sterft: want zo zegt Hij het bij de instelling van het avondmaal: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed (Lukas 22:20). Het bloed dat Hij stortte toen hij stierf aan het kruis.

Met andere woorden. Het grote dieptepunt in Jezus` leven. Het kruis waaraan Hij stierf. Dat kruis werd de plaats waar de wissel als het ware omging. Het kruis werd de plaats van Gods heerlijkheid.  De plaats waar de vrucht van Gods heil voor alle volken begon te groeien. Want daar op dat afschuwelijke moment dat Jezus stierf werd bij wijze van spreken, het leven geboren. Het eeuwige leven. Want aan het kruis, was Jezus als de graankorrel  die in de aarde moest vallen en vergaan, om veel vrucht te kunnen dragen.

Voor ons mensen lijkt het misschien vreemd of onmogelijk. Maar Gods weg is hierin hoger dan ons beperkte menselijke verstand. De weg naar beneden blijkt een weg omhoog te zijn.  De weg van de dood, blijkt een weg naar het leven te zijn. Jezus noemt hier zijn sterven aan het kruis dan ook: verheerlijking. Want zo zegt hij het: De ure is gekomen dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden (Joh.12:23b). En dit wil dan niet zeggen dat Hij Zijn sterven op zich beschouwde als een heerlijkheid. Integendeel, dat blijkt wel uit wat Hij verderop zegt: Nu is mijn ziel ontroerd (vers 27)  Dit kan ook vertaald worden als: nu is mijn ziel in de war, onthutst, geschokt. Nee, zijn kruisdood was voor Hem een verschrikkelijk lijden waar Hij bang voor was. Zo bang, dat in de tuin van Gethsemane zijn zweet bloeddruppels werden.  Maar van één ding was Hij overtuigd: Het was de weg die Hij moest gaan. Alleen op die manier, door aan het kruis te sterven kon Hij redding en heil voor de wereld brengen.

We moeten Jezus' dood dan ook niet beschouwen als iets wat Hem als een soort noodlot overkwam. Alsof Hij een soort slachtoffer was van het menselijk onrecht. Nee integendeel: Hij  zegt dat de ure is gekomen dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden, en.....vervolgens:   Maar hiertoe ben ik in deze ure gekomen (vers 27b).  Dàt was zijn doel waarvoor Hij gekomen was namelijk, om te sterven. En Hij wist het, dat het tijdstip van zijn dood voor de deur stond.

Jezus` sterven was dan ook een keuze die Hij maakte. Hij had de keuze gemaakt Zijn leven niet lief te hebben. Want zo zegt Hij:  Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven. (vers 25)  In de Griekse tekst staat hier voor het woord leven overigens een woord dat ook met ziel vertaald kan worden. En dat geeft nog een diepere dimensie aan het geheel. Een dimensie die ook wij als gelovigen ons te harte mogen nemen. Want Jezus spreekt niet alleen over zijn eigen sterven, maar geeft ook ons een voorbeeld.

Je kan hier dus ook vertalen: Wie zijn ziel liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn ziel haat in deze wereld zal het bewaren ten eeuwigen leven. Ziel moeten we hier opvatten als: je hele persoon. Je ik. Met je wil en je  gevoelens. Je ziel, dat raakt je diepste innerlijk. Je ego. En je ziel bewaren dat kan je op allerlei manieren doen. Eigenlijk betekent het dat je op zo'n manier leeft, dat je altijd weer je eigen welzijn, je eigen geluk probeert veilig te stellen. Alles wat lijden met zich meebrengt, probeer je te ontvluchten. Dus ook als het dienen van God lijden met zich meebrengt. Nee je wil niet lijden. Je wil je goed voelen, genieten van het leven. Het liefst zonder tegenslagen.

In je leven staat je eigen ik centraal, en op allerlei manieren probeer je jouw eigen ik een onwankelbare positie te verschaffen. Wanneer er iets moet gebeuren dan is het eerste wat je (misschien wel onbewust) denkt: het moet gebeuren zoals ik dat wil. En op allerlei manieren probeer je dan ook dat jouw wil het laatste woord heeft. En als er ergens eer aan valt te behalen, dan zorg je ervoor dat jij vooraan staat. Want het gaat er toch om dat mensen jou belangrijk vinden.  En o wee als je ook maar een haarbreed in de weg wordt gelegd. Dan is de wereld te klein. Dan ben je op je tenen getrapt. Wie zijn ziel bewaart, doet dit dan ook vaak zonder rekening te willen houden met anderen.

Jezus bewaarde zijn ziel niet. Integendeel. Want ondanks het feit dat zijn ziel ontroerd was (en zoals ik zojuist gezegd heb letterlijk staat hier: geschokt, in de war). Ondanks zijn eigen angst voor wat hem te wachten stond koos Hij ervoor de weg van het kruis en lijden te gaan. Want niet zijn ziel, zijn eigen persoon, zijn ik, had het voor het zeggen. Maar Zijn Vader die Hij wilde gehoorzamen. Tot wie Hij in de tuin van Gethsemane zei: doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt (Mat.26:39b).

Daarom zegt Hij ook: Vader, verheerlijk Uw Naam (Joh.12: 28a) . Want Hij wilde door Zijn sterven de Vader eren. Want door Zijn dood zou Hij mensen en volkeren bij God terug brengen. Verzoenen, redden. Door het bloed van het nieuwe verbond. Hij had lief. Oneindig lief. Ook al ging dit ten koste van zijn eigen ziel.  En hierin was Hij tegelijkertijd een voorbeeld voor ons die Hem willen dienen. Want  zo zegt hij: Indien iemand Mij wil dienen, hij volge Mij, en waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn (vers 26a). Met andere woorden: als je Jezus wil volgen. Dan zul je net als Hem je eigen leven, dat wil zeggen: je eigen ziel op de tweede plaats moeten  zetten. Achterstellen.

En dat is geen gemakkelijke opdracht. Want wie zal als hij eerlijk is tegenover zichzelf niet toegeven dat hij of zij toch wel erg veel van zichzelf houdt? Stelt een mens niet bijna automatisch zijn eigen ik, zijn eigen belang, zijn eigen eer voorop? Er is dan ook wel wat meer voor nodig dan een menselijke inspanning, om hier verandering in te krijgen.

Over zijn kruisdood zegt Jezus vers 31: nu gaat er een oordeel over deze wereld, nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden.  Toen Jezus stierf aan het kruis, werd tegelijkertijd, de wereld, waar wij allemaal bij horen geoordeeld. En dit oordeel was een negatief oordeel. Je kan beter zeggen: een veroordeling. Want het kruis waaraan Jezus stierf. Daar hadden wij mensen, ik, jij,  de wereld, eigenlijk moeten hangen. Vanwege onze ongerechtigheden. Vanwege onze zonden.  Maar Hij stierf in  plaats van die wereld. In plaats van ons allemaal.  Figuurlijk gesproken zou je kunnen zeggen dat toen Hij stierf, in Gods ogen ook wijzelf stierven. Want onze straf, onze  veroordeling was op Hem. 

Daarom mag je jezelf eigen maken: ik ben met Hem gestorven. Om het met de woorden van Paulus te zeggen: met Christus ben ik gekruisigd (Gal.2:20). Zijn dood is mijn dood. Zijn kruisiging is mijn kruisiging. En hierop zinspeelt Jezus als Hij zegt:  waar ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn (vers 26). Hij hing aan het kruis. En omdat Hij daar hing, is het ook onze plaats. De dood van Christus is niet zomaar iets is wat lang geleden heeft plaatsgevonden. Het gaat verder. Zijn kruisdood  heeft ook voor onze manier van leven nu betekenis. Want ook wij mogen als een graankorrel zijn, die vergaat. Niet om in de grond te blijven. Maar om uiteindelijk  als een mooie korenaar uit de aarde op te schieten en  oneindig veel vrucht te dragen.

Want Gods weg naar beneden blijkt een weg omhoog te zijn.  De diepste duisternis blijkt de weg naar het licht te zijn. Het grootste lijden, blijkt de weg naar heerlijkheid te zijn.

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap,  1951.