Sommigen prediken de Christus wel uit nijd en twist, maar anderen doen het met goede bedoeling. Dezen verkondigen de Christus uit liefde, daar zij weten, dat ik tot verdediging van het evangelie gesteld ben, maar genen uit eigenbelang, met de onzuivere bedoeling, mij de gevangenschap zwaar te maken. Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden. (Filippenzen 1:15-18)
In de bovenstaande tekst spreekt Paulus vanuit zijn gevangenschap te Rome over de zuivere en de onzuivere motieven van sommige predikers van het evangelie. De predikers met een zuivere motivatie prediken Christus uit liefde. Zij willen Paulus ondersteunen in de verdediging van het evangelie. Er zijn er echter ook die met andere motieven prediken. Zij prediken Christus wel, maar niet met de juiste motivatie. Hun motieven zijn: eigenbelang, met een onzuivere bedoeling. Zij willen het Paulus moeilijk maken tijdens zijn gevangenschap.
Zo zie je maar. Achter dezelfde daad, in dit geval de prediking van Christus, kan een heel verschillende motivatie schuilgaan. En daar wil ik in deze overdenking bij stilstaan: onze motivatie bij de verkondiging.
Ik spreek hier bewust over onze motivatie bij de verkondiging omdat ik wil stilstaan bij onze motivatie bij alles wat wij vanuit Gods woord in de naam van Christus verkondigen. Ik wil dus even onszelf een spiegel voorhouden. Waarom preken we, houden we Bijbelstudies, delen we onze mening met anderen, publiceren we overdenkingen, proberen we anderen te overtuigen, enz. enz?
Het blijkt dat niet alles gebeurt vanuit de juiste motivatie. En voordat we nu met de vinger naar anderen wijzen, wil ik vooral te rade gaan bij onszelf. Je kan je bijvoorbeeld afvragen: waarom verkondig ik eigenlijk deze mening of opvatting? Is het omdat ik ergens van overtuigd ben en graag wil dat anderen ook overtuigd worden van mijn mening? Maar dat is eigenlijk maar een vreemde motivatie, immers het gaat hier dan om het zoeken van medestanders zodat ik mijzelf sterker voel staan. Een vorm van eigenbelang dus!
Of misschien ben ik niet zo zeker van mijn zaak, dat kan ook. En telkens probeer ik bij anderen bevestiging te zoeken. Immers, als zij het met mij eens zijn, dan zal ik wel gelijk hebben.
En niet te vergeten: mijn vrienden en familie. Die wil ik liefst niet kwijtraken. Zeker niet als het gaat om mijn vrienden binnen de gemeente/kerk. Laat ik er maar voor zorgen dat ik dezelfde mening verkondig als hen, want ik wil niet dat er verdeeldheid ontstaat, en ik wil zeker niet dat ik alleen kom te staan. Maar dan vraag ik me af: aanvaarden wij elkaar op grond van dezelfde mening? Het is toch het vertrouwen in de éne Here en de éne God en Vader dat ons samensmeedt? (Efeze.4:5-6)
Maar het kan zelfs extremer. Verkondiging, puur uit eigenbelang. Verlangen naar invloed, macht, waardering, geld.
Nee, aan de buitenkant zie je het niet. Maar God kent ons hart. Hij doorziet al onze motieven. Zo lezen we in 1 Kronieken 28:9: want de Here doorzoekt alle harten en doorgrondt al wat de gedachten beramen. Hij kent de geheimen des harten (Psalm 44:22). En eenmaal, bij de komst van de Heren, zullen al onze geheimen des harten openbaar worden. (1 Kor.4:5) Uiteindelijk komen onze geheimen aan het licht.
Zou het dan niet beter zijn om nu reeds aan de Here te vragen: `Laat uw licht over mij schijnen zodat de onzuivere bedoelingen van mij hart aan het licht komen`? De Here wil immers dat wij zuiver worden in onze bedoelingen. En die zuiverheid wordt gekenmerkt door de liefde. Deze liefde gaat twee kanten op: De liefde tot God en de liefde tot de naaste.
Als wij verkondigen uit liefde tot God, dan bidden wij bij elke verkondiging: `Here, laat elk woord dat ik zeg of schrijf ter ere zijn van uw Naam`. Als je dit bidt dan verlang je ernaar dat Gods woord in waarheid klinkt, omdat je weet en beseft dat geen enkele leugen tot eer van God is. Je hebt Hem lief, en daarom wil je in alles wat je doet en zegt Hem eren en Hem gehoorzamen. En nee, dan maakt het niet uit wat anderen over jou denken, en of je mensen kwijtraakt of wint, immers je hebt Hem voor ogen, en Hem gehoorzamen staat boven alles.
Bij een zuivere motivatie hoort ook de liefde tot de naaste. En die liefde verlangt naar het beste voor de ander. Het is de liefde waarvan Paulus in 1 Kor.8:1 het volgende zegt: De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht.
Het woordje sticht betekent: bouwt op. Oftewel: verkondiging uit liefde tot de naaste bouwt de ander op. De ander wordt er beter van. Dit in tegenstelling tot de kennis die alleen maar jezelf opblaast. Kennis die (het liefst op een podium) aan de ander zijn/haar geleerdheid tentoon wil spreiden. Kennis die zegt: `Ik weet het veel beter dan alle anderen!` Kennis die zegt: `vind je het niet geweldig dat ik dit allemaal weet? ` Dat lijkt, zeker met een vroom gewaad, aan de buitenkant heel wat, maar het is niets meer dan een opgeblazen ballon. Doorgeprikt blijft er slechts lucht over en een beetje rubber.
Je ziet dat bij de kennis die opblaast een verkeerde motivatie een rol speelt: zelfzucht. Immers, er is niks verkeerds aan kennis als deze met de juiste motivatie verkondigd wordt, immers wij verlangen er toch naar God steeds beter te leren kennen? Maar met een verkeerde motivatie wordt het tot een opgeblazen ballon.
Hoe anders is de verkondiging vanuit de juiste motivatie! Je verlangt ernaar dat anderen opgebouwd worden (en niet afgebroken). Je verlangt naar hun groei in Christus. Dat zij de volle rijkdom in Christus mogen leren kennen. Dat zij de rust en vrede vinden in Hem. Dat zij verlost van de zonde Hem mogen gaan dienen. Dat zij, verlost van de duisternis mogen wandelen in het licht. Dat zij mogen leven in een liefdevolle relatie met de Vader. Dat God in hen alles mag worden!
Dan mag je samen met Paulus belijden: Want de liefde van Christus dringt ons (2 Kor.5:14).
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951