Eén (wereldwijd) lichaam

Gepubliceerd op 30 mei 2022 om 13:16

En u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes: één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen (Efeze 4:3-6). 

Zoals er maar één God is, één Here, en één Heilige Geest, zo is er ook maar één (wereldwijde) gemeente, het lichaam van Christus. Dat lijken we soms als gelovigen wel eens te vergeten. Als we het over de gemeente hebben, bedoelen we daar meestal mee: onze eigen gemeente. De kerk die wij regelmatig bezoeken.

Daar is op zich natuurlijk niks mis mee, immers de gelovigen uit onze eigen gemeente zijn toch meestal de gelovigen waar we dagelijks het meest mee te maken hebben. Het zijn deze broeders en zusters die zich in de Here met elkaar verbonden weten, en zorg voor elkaar dragen. We hebben onze vrienden binnen onze eigen gemeente, en beschouwen onze eigen gemeente als onze geestelijke familie. Mooi toch?

Toch kunnen we hierin doorslaan. En dat gebeurt wanneer we vergeten dat onze eigen gemeente, deel uitmaakt van dat éne wereldwijde lichaam van Christus. Door Gods Geest zijn wij namelijk ook verbonden met al onze broeders en zusters wereldwijd. En zoals het binnen de plaatselijke gemeente geldt dat we elkaar nodig hebben, zo geldt dit ook wereldwijd.

En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig (1 Kor.12:21).

God roept ons op tot openheid naar ander gemeenten/kerken. Want er is één lichaam. Dat lichaam hoort bij elkaar, en elk lid is nodig. Ja maar zo zegt iemand: “er zijn toch veel kerken waar ik me helemaal niet mee verbonden voel, immers zij brengen een hele andere leer dan mijn eigen kerk! Daar wil ik niets van weten en daar wil ik ook helemaal niet mee omgaan.”

Maar wat bedoelen we hier eigenlijk met andere leer?  Is die leer van de andere kerken zodanig afwijkend dat we moeten zeggen: “die kerken horen helemaal niet bij het lichaam van Christus! Dat zijn valse kerken”. Of gaat het om nuanceverschillen die ons uiteendrijven? Wordt door de andere leer het fundament van ons geloof aangetast? Is, om maar wat voorbeelden te noemen,  Jezus Christus niet langer de enige weg tot God, worden we behouden door werken der wet, is Jezus niet langer de Zoon van God, het vleesgeworden Woord, worden de Bijbelse wonderen ontkend, of gaat het hier over zaken waarover je van mening kunt verschillen?

En je kan je afvragen: wie wijkt er eigenlijk af van de waarheid? Misschien zij we zelf wel afwijkend en verwijt de pot de ketel dat hij zwart ziet.  Jezus heeft zijn volgelingen beloofd: doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen (Joh.16:13)

We willen toch niet beweren dat de Geest der waarheid alleen maar onze eigen kring in de volle waarheid leidt? Of durven we dit wel te zeggen? Maar dan moeten we toch bij onszelf te rade gaan of we niet een tikkeltje sektarisch zijn geworden.

Oftewel zeggen we dat de Geest van God alleen bij onszelf (of onze eigen denominatie) werkzaam is, of we erkennen dat de Geest van God werkzaam is in het gehele wereldwijde lichaam van Christus. Maar als dat het geval is, waarom zonderen we ons dan af? Immers: we hebben elkaar nodig! 

Persoonlijk ben ik een grote voorstander van interkerkelijk overleg en vergaderingen. Dit kan regionaal zijn, maar ook landelijk. Denk hierbij  ook aan landelijke conferenties. Spreken met broeders en zusters die lid zijn van andere kerken en denominaties. Want de leden van het lichaam, de handen en de voeten, hebben elkaar nodig!  Juist in het contact met anderen word je er als gemeente voor behoed een weg in te slaan die de Here niet bedoelt. Denk aan het advies uit Spreuken 15:21-22:

Dwaasheid is vreugde voor de verstandeloze, maar een man van verstand houdt de rechte weg. Plannen mislukken bij gebrek aan overleg, maar door de veelheid van raadgevers komt iets tot stand. 

Zoals het in het persoonlijk leven wijs is om raad te vragen aan anderen, zo geldt dit ook voor de gemeente: raad vragen aan andere gemeenten is verstandig en wijs. Mogelijk geeft Gods Geest de anderen een inzicht dat ons zelf ontbreekt. Wij hebben elkaar nodig. Jammer toch als we de muren optrekken en niets willen weten van inzicht dat God aan anderen heeft gegeven.

En zeker zouden de alarmbellen moeten gaan rinkelen als de meeste door de Geest geleide broeders en zusters de weg afkeuren die wij zelf willen inslaan. Is het nu echt zo dat God alleen aan onze eigen gemeente het licht geschonken heeft en al de anderen in duisternis laat voort dobberen? Heeft iedereen het mis behalve wij zelf? In Rom. 12:16 geeft Paulus een advies bedoeld voor onze omgang met elkaar maar ook zo van toepassing op de omgang van gemeentes en kerken met elkaar: 

Weest onderling eensgezind, niet zinnende op hoge dingen, maar voegt u in het eenvoudige. Weest niet eigenwijs. (Rom.12:16)

Eigenwijs, wil zeggen dat je jezelf verstandig vindt. Hiermee bedoelen we eigenlijk dat we onszelf verstandiger vinden dan anderen. Eigenlijk vinden we het maar dom dat anderen het niet met ons eens zijn. We voegen ons niet nederig in het eenvoudige, maar strijden voor ons eigen gelijk. Een houding die gelovigen uit elkaar drijft en de eenheid niet bevordert. Waarom leggen we toch de raad van anderen naast ons neer? Waarom doen we ons profijt er niet mee? We willen onszelf toch niet tekort doen? Het is goed om je opvattingen te toetsen aan die van anderen, en jezelf af te vragen: “Here wat wilt u mij leren via mijn broeders en zusters? Dank u Here voor iedereen die bij U hoort. Dank voor het wereldwijde lichaam van Christus”

Eén God, één Here, één Heilige Geest, één lichaam.

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.