Je tong bedwingen

Gepubliceerd op 28 november 2022 om 11:26

Maar de tong kan geen mens bedwingen. Zij is een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn. Met haar loven wij de Here en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis Gods geschapen zijn (Jakobus 3:8-9).

In het tekstgedeelte van Jakobus 3:1-18 (debijbel.nl)  heeft Jakobus het over een klein onderdeel van ons lichaam: de tong. Het is klein maar krachtig. Je kan er veel goed mee doen, maar ook veel kwaad. Dit zullen wij allemaal wel beamen vanuit de ervaringen die we in ons leven hebben opgedaan met de tong. En voor alle duidelijkheid: bij het woordje tong moeten we dus denken aan ons spreken. De dingen die we zeggen.

Op een of andere manier hebben we allemaal wel eens moeite om ons spreken onder controle te houden. Kennen we niet allemaal die momenten dat we bij ons zelf denken: “dat had ik beter niet gezegd!” We beseffen dat we op dat moment meer kwaad dan goed hebben aangericht met onze tong. Of hebben we nooit meegemaakt dat we ons voornemen om niet mee te doen met kwaadsprekerij (of beter gezegd: roddel) en dat we moeten ontdekken dat we toch mee zitten te kletsen met anderen? Later hebben we hier dan spijt van.

Ja het is precies zoals Jakobus het zegt: wij struikelen allen in velerlei opzicht (Jakobus 3:2). We maken ons allemaal op een of ander manier schuldig aan het misbruik van onze tong. Dus laten we in eerste instantie niet aan anderen denken, maar laten we in eerste instantie onszelf een spiegel voorhouden en ons afvragen: Here wat wilt u mij leren?

Het is opvallend in het tekstgedeelte van Jakobus 3:1-18 dat hij meer negatiefs dan positiefs over de tong te melden heeft. Ja hij zegt er ook wel wat positiefs over: we kunnen met onze tong God loven en we kunnen met de tong zegenen (vers 9-10). Maar als hij het over kwaad heeft dat je met je tong kan aanrichten dan heeft hij veel meer te melden:

Wij struikelen in ons spreken (vers 2); de tong is een wereld van ongerechtigheid (vers 6); de tong bezoedelt ons hele lichaam (vers 6); de tong zet het rad van de wedergeboorte in vlam (vers 6); de tong wordt zelf in vlam gezet door de hel (vers 6); de tong kan geen mens bedwingen (vers 8). Zij is een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn (vers 8); met de tong vervloeken we de mensen (vers 9).

Tja dat ziet er niet zo best uit. We dragen dus allemaal iets met ons mee dat grote schade kan aanrichten. Het lijkt me dan ook belangrijk om onszelf de vraag te stellen: hoe kunnen we onze tong, ons spreken zodanig onder controle krijgen dat we er geen kwaad meer mee doen, maar goed?

Jakobus geeft ons eerst uitleg over hoezeer de tong ons controleert. Hij vergelijkt de tong in eerste instantie met een bit in de mond van een paard. Nu ben ik zelf niet gespecialiseerd in de paardensport, maar voor zover ik heb kunnen nagaan, zijn er verschillende soorten bitten, maar is het in ieder geval zo dat een bit in de mond van een paard, de ruiter enige mate van controle geeft over het paard. Het is naast de teugels een middel om het paard te sturen. Je zou kunnen zeggen: een klein voorwerp in de mond van het grote paard, dat een grote invloed uitoefent. Een klein voorwerp dat bepaalt welke richting het dier opgaat.

En zo is de tong een klein lid dat ons verhoudingsgewijs grote lichaam kan besturen. De tong bepaalt dikwijls, door de dingen die we zeggen welke richting we opgaan. Dat kan een goede richting zijn, maar ook een kwade richting. Hoe kan ons spreken ons niet in moeilijkheden brengen. Het vervelende hierbij is dat je een uitgesproken woord niet weer kan inslikken. Zeker als je boos bent op iemand, kunnen we er van alles uitflappen waarvan we later spijt hebben. En dan willen we het goed maken. En wat denkt de ander dan diep in zijn hart?: “ja, je kan het nu wel goed willen maken, maar je hebt dat toch maar mooi gezegd. Dat zal ik niet snel vergeten.”

Ik weet niet hoe u dat ervaart, maar soms kan ik me nog dingen herinneren die mensen meer dan 20 jaar geleden tegen mij gezegd hebben. Woorden blijven hangen. Je kan ze niet zomaar teniet doen. De woorden die wij spreken kunnen ons in grote moeilijkheden brengen.

En als het gaat om een relatie die we kapot hebben gemaakt door onze woorden zou je kunnen zeggen dat in dit geval je tong je gestuurd heeft naar een nare situatie, namelijk een verbroken, of verstoorde relatie met een ander. Je tong heeft je gestuurd zoals het bit in de mond van een paard het paard stuurt. En dat misschien maar door één woord dat we gezegd hebben, dat we misschien nog niet eens bedoeld of gemeend hebben.

Jakobus geeft ook het roer van een schip als voorbeeld. Het roer is maar een klein voorwerp in verhouding tot het grote schip. Echter dat kleine voorwerp  dient om een groot schip op koers te houden of gecontroleerd van koers te doen veranderen. Oftewel: het kleine roer bepaalt welke richting het grote schip uitgaat. En zo kan je tong, misschien wel ongewild, de hele koers van je leven veranderen. Ten kwade. Maar ook ten goede. Is het dan niet belangrijk om de tong onder controle te krijgen?

Jakobus wijst ons een weg. Hij doet dit aan de hand van de voorbeelden van een bron en het water dat uit een bron voorkomt en de vijgeboom of de wijnstok die zijn vruchten oplevert.  Doet soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen? Kan soms, mijn broeders, een vijgeboom olijven of een wijnstok vijgen opleveren? Evenmin kan een zilte bron zoet water geven (Jakobus 3:11-12)

Het principe is duidelijk: Aan een vijgenboom groeien vijgen en geen olijven. Aan een wijnstok groeien druiven en geen vijgen. Uit een zoute waterbron komt zout water een geen zoet water. En….zo kan je erbij denken: uit een zoetwaterbron komt zoet water en geen zout water. Wat is de bron van ons spreken? Zoals we gezien hebben stuurt de tong ons lichaam aan, maar waar wordt de tong door aangestuurd?

Hiervoor kijken we naar de woorden van Jezus in Mat. 15:18-19: Maar wat de mond uitgaat, komt uit het hart, en dat maakt de mens onrein. Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen.

Wat de mond uitgaat, dat wil zeggen: de dingen die wij zeggen met onze tong, die komen uit ons hart. Dat is de bron. Wat wij zeggen met onze tong toont dan ook aan wat er in ons hart leeft. Tenzij je natuurlijk huichelt. Als je bijvoorbeeld iets anders zegt dan wat je werkelijk denkt. Wanneer je bijvoorbeeld heel vriendelijk tegen iemand bent die je in werkelijkheid helemaal niet ziet zitten en het daglicht nog niet gunt. 

Wat is het hart eigenlijk? We weten allemaal dat het hart het centrum is van ons menselijk lichaam. Wij blijven in leven doordat het hart het bloed door ons lichaam pompt. Als er iets met ons hart aan de hand is , bijvoorbeeld als ons hart zwak is, of niet goed pompt dan lijdt ons hele lichaam daaronder. Dan worden we ziek. We lijden aan hartfalen. 

Als het om ons geestelijk leven gaat is ons hart ook het centrum. De toestand van ons hart bepaalt onze geestelijke toestand. Als er iets met ons geestelijk hart aan de hand is, heeft dit direct invloed op ons geestelijk leven. Willen wij in een gezonde geestelijke relatie met God staan, dan moet eerst ons (geestelijk) hart veranderd worden. En dat gebeurt wanneer wij opnieuw geboren worden. Op dat moment wordt de liefde van God in ons hart uitgestort en krijgen wij een veranderd hart. Een vlezen hart in plaats van een stenen hart. Een rein hart in plaats van een vuil hart.

De belofte van het nieuwe verbond wordt werkelijkheid: Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven (Ezechiël 36:26)

Een nieuw hart maakt je tot een nieuw mens. In dat hart van ons vinden dan ook onze gedachten hun oorsprong. We hebben dan ook gezien dat boze overleggingen uit het hart voorkomen (Mat.15:18). Nu, alle dingen die wij zeggen, komen voort uit wat er in ons hart afspeelt. Oftewel: Als wij in ons hart slecht dingen bedenken zullen op één of ander (vaak onverwacht) moment deze slechte dingen uit ons mond komen. Hebben wij haatdragende gedachten dan komen zullen er eenmaal haatdragende woorden uit onze mond komen. Zijn onze gedachten onrein, dan zal ons spreken ook onrein worden. 

Maar er is ook hoop! Zijn onze gedachten namelijk rein, goed, rechtvaardig, God welgevallig, dan zal ons spreken dit ook worden. Wat hebben wij nodig om zuiver en rein in ons spreken te worden? Een zuiver een rein hart. Want aan het water herken je de bron, aan de vruchten herken je de boom. Een zoete bron geeft zoet water, en een wijnstok levert druiven op en geen vijgen! En mocht je tot de ontdekking komen dat je hart niet zuiver en rein is, dan heb je bij wijze van spreken een geestelijke harttransplantatie nodig. Je stenen hart moet verwijderd worden en er moet een vlezen hart voor in de plaats komen. Een hart dat vervuld is van de liefde van God. 

De eerste vraag die we onszelf zouden moeten stellen is: heb ik een rein hart? Is mijn hart vernieuwd door de Heilige Geest? Dat mogen we voor onszelf bepalen. Dit kan lastig zijn, want het is niet altijd zo eenvoudig om eerlijk te zijn tegenover jezelf. Toegeven dat je hart niet rein is. Toegeven dat je hart vol is van duisternis en kwade gedachten. Eigenlijk betekent het: toegeven dat er zonde leeft in je hart. Dat is moeilijk want dat betekent in zekere zin een vernedering. Je bent niet zo als je je altijd hebt voorgedaan. Niet zo heilig als je wel zou willen. Dat maakt je klein. Klein voor God.

Maar het hoeft niet zo te blijven. Gods genade is veel groter dan onze zonde! We mogen alles bij Hem brengen en vragen: Here wilt u mij een rein hart geven? Ik weet dat ik veel heb gezegd dat uw licht niet kon verdragen, maar wilt u mij vergeven en reinigen door het kostbare bloed? Wilt u mijn hart vernieuwen door uw Heilige Geest, zodat ik ook in mijn woorden goede vrucht zal dragen, alles ter ere van u.

Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat (Fil.4:8)

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn, tenzij anders aangegeven, ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap,  1951.