Opname, waarheen?

Gepubliceerd op 24 november 2022 om 14:48

Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd* worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden. (1 Thess. 4:13-18).

In mijn vorige overdenking heb ik er even naar verwezen: de opname der gemeente. Het bovenstaande tekstgedeelte wordt in vele, in het bijzonder, evangelische kringen, aangevoerd als bewijstekst voor deze opname der gemeente. Hiermee bedoelt men dat de gemeente, voordat er op aarde een tijd van grote verdrukking zal komen wordt opgenomen in de hemel.

De vraag is echter: schrijft Paulus dit met de bedoeling om de gelovigen duidelijk te maken dat zij voor de verdrukking worden weggenomen? Opvallend is in ieder geval dat uit de tekst hier niets van blijkt. Paulus heeft namelijk een andere bedoeling. Dit blijkt uit vers 13: Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. Zijn bedoeling is: de gelovigen niet onwetend te laten over wat er met de overleden gelovigen zal gebeuren. Als bemoediging schrijft hij dat zij tezamen met de levenden in de lucht verenigd zullen worden met de Heer. En dit schrijft hij om de gelovigen die nog leven te vertroosten. Simpelweg gezegd: hij wilt hen laten weten dat ze niet hoeven te treuren omdat de gestorven broeders en zuster zullen herleven. Als Paulus iets anders had bedoeld had hij geschreven: Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, over de verdrukking die komt opdat jullie bang zouden zijn, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. Vervolgens zou Paulus dan duidelijk uitgelegd hebben dat de gelovigen bij de bazuin van God voor de verdrukking verplaatst zouden worden naar de hemel.

Zo kom ik bij mijn tweede punt: is het niet vreemd dat als Paulus hier zou spreken over een opname in de hemel hij dit woordje hemel hier helemaal niet gebruikt als toekomstige bestemming van de gemeente?

Ja…, éénmaal gebruikt hij het, maar vreemd genoeg niet als toekomstige bestemming maar als de plaats die de Heer verlaat: want de Heer Zelf zal nederdalen van de hemel. (vers 16) Je kan je afvragen waarom de Heer moet afdalen van de hemel als we juist naar de hemel moeten gaan. Komt Hij eerst naar beneden om vervolgens met de gelovigen weer terug te gaan?

Ja….maar zo zegt iemand: wij gaan Hem tegemoet in de lucht! Inderdaad! In de lucht! Hier staat niet: in de hemel. Met andere woorden: Paulus zegt hier: de Heer daalt neer vanuit de hemel, en wij treffen Hem in de lucht. Niets meer en niets minder. Je kan het beetje vergelijken met het volgende: je kent iemand in Amsterdam, jij woont in Rotterdam. Je spreekt met elkaar af om Amersfoort te bezoeken: Okay, jij vertrekt vanuit Amsterdam, ik vanuit Rotterdam, en we treffen elkaar in Utrecht. Vandaaruit gaan we samen naar Amersfoort.

Onze plaats van treffen met de Heer die uit de hemel is vertrokken is de lucht!

En onze bestemming? Paulus zegt hierover: zo zullen wij altijd met de Here wezen. Met andere woorden: waar de Heer is, daar zullen wij zijn. Waar zal de Heer zijn? In de hemel? Nee, want Hij is juist afgedaald. Deze afdaling vanuit de hemel wordt in de Bijbel de komst (parousia) genoemd, ook te vertalen met aanwezigheid. Bij zijn komst zal Christus weer aanwezig zijn. Niet meer onzichtbaar maar zichtbaar. Waar? Op aarde. In de Bijbel wordt niet gesproken over een eerste of tweede wederkomst. Nee, er is sprake van één feit. De komst. Het lijkt mij niet juist om dit te wijzigen in een eerste verborgen komst (voor de verdrukking) en een tweede openbare komst (na de verdrukking). 

Wanneer Paulus dan ook in 1 Thes.4:15 spreekt over de komst des Heren verwijst hij naar een moment dat bij de gelovigen reeds bekend was vanuit het Oude Testament: De zichtbare komst van de Here voorafgaand aan de oprichting van zijn koninkrijk. Ook Jezus sprak over deze komst, bv in Mat.24:27: Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. 

Uit het vervolg blijkt wat Hij bedoelt met deze komst. Vers 30-31: En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid. En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere.

Bij zijn wederkomst naar de aarde worden zijn uitverkorenen verzameld. Dit geheel in overeenstemming met 1 Thes.4:13-18, waar de gelovigen in een oogwenk de Here tegemoet zullen gaan in de lucht. 

Een paar verwijzingen naar zijn komst vinden we in Zacharia 14:

Vers 4: zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde

Vers 5: En de Here, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem.

Vers 9: En de Here zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de Here de enige zijn, en zijn naam de enige.

Bij zijn komst zal de Here zijn koningschap oprichten op aarde. En waar de Here zal zijn, daar zullen wij zijn. Zoals Paulus schrijft in Kol.3:4: Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.

Dat zijn komst de aarde betreft en niet een opname in de hemel blijkt ook uit een ander gedeelte wat Paulus aan de Thessalonicenzen schrijft:

2 Thess.1:7-10:  ….bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u.

Het is duidelijk dat Paulus ook hier spreekt over een zichtbare aanwezigheid van de Here. Niet ergens verborgen in de hemel.

Tot slot een korte samenvatting: Uit de tekst in 1 Thess.4: 13-18 leren we het volgende:

  • Paulus bemoedigt de gelovigen over wat er met de overledenen zal gebeuren. Zij zullen samen met de nog levenden bij zijn komst verenigd worden met de Heer.
  • De Heer daalt neer van de hemel.
  • De gelovigen ontmoeten Hem in de lucht.
  • Vervolgens zullen zij altijd met de Here zijn.
  • Uit overige teksten in de Bijbel blijkt dat de Here op aarde zal zijn (Jeruzalem). Waar Hij zal zijn zullen wij ook zijn.

Op dat moment komen hemel en aarde samen. Christus zal regeren, vanuit Jeruzalem, totdat alles, hetzij in de hemel, hetzij op aarde aan Hem onderworpen is (1 Kor.15:25).

 

* Je kan dit ook vertalen met: weggegrist

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.