Roddelen

Gepubliceerd op 14 juni 2023 om 11:28

Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet. Een is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt? (Jakobus 4:11-12)

Er wordt in de wereld heel wat af geroddeld. Er gaat bijna geen dag voorbij of je hoort wel één of andere roddel voorbijkomen. Op televisie, op internet, op je werk, of………..in de kerk of gemeente!  Jakobus schrijft over die roddel tussen broeders (en zusters) onderling.  Al wil ik hier wel gelijk een kleine correctie aanbrengen. Want wat is roddel? Meestal krijg je als antwoord op deze vraag: Iets vertellen over een ander wat niet waar is, oftewel: kwaad spreken over iemand. Hier is het toch even belangrijk om te kijken wat hier nu letterlijk staat in de originele Griekse tekst. Letterlijk wordt voor kwaad spreken het Griekse werkwoord katalaleo gebruikt wat letterlijk betekent: naar beneden spreken. Met andere woorden: als je dit doet spreek je iemand naar beneden. Oftewel: iemand met je woorden neerhalen. Wat grover gezegd: iemand neersabelen met je woorden!

Het woordje kwaad, zoals het staat in de NBG `51- vertaling komt hier eigenlijk niet voor. Want je kan iemand namelijk ook door je woorden neerhalen zonder kwaad van hem/of haar te spreken.  Soms kan de waarheid iemand nog veel meer naar beneden halen. Jakobus zegt er bij: als je iemand met je woorden neerhaalt, haal je tegelijk de wet neer. Ook hier wordt het woordje katalaleo gebruikt. Jakobus zegt eigenlijk: Als je iemand neerhaalt met je woorden, stel je je eigenlijk boven iemand. En als je dat doet stel je je eigenlijk boven de wet. Je haalt de wet neer, en stelt jezelf boven de wet als oordeler van de wet. En dat is niet goed! Waarom? Alleen God zelf staat boven zijn eigen wet en alleen God mag iemand mag beoordelen, en niet jij.  Alleen de wetgever zelf  mag oordelen, de Here. Eigenlijk zegt Jakobus: "wie denk je wel dat je bent dat je een ander oordeelt? Je bent toch God niet?"

Ik zal een voorbeeld geven: Na een gesprek met een broeder kom je er achter dat hij tegen jou gelogen heeft. Wat hij tegen jou verteld heeft heb je onderzocht, en het bleek ronduit niet waar te zijn. Vervolgens praat je met een andere broeder en hem vertel je: "voor die broeder daar moet je oppassen hoor! Dat is een leugenaar!" Op dat moment gebruik je het gebod: gij zult geen vals getuigenis geven, tegen je broeder. Je haalt hem neer en plaatst jezelf op de troon van de Enige die mag oordelen, God.

Met grote gevolgen voor de betreffende broeder. Misschien heeft hij het op dat moment niet zo nauw genomen met de waarheid, maar als je eerlijk bent tegen jezelf:  spreek je zelf wel altijd de waarheid? Doordat jij doorvertelt dat hij de waarheid niet gesproken heeft gaat het nieuws als een lopend vuurtje dat het gehele bos in brandt steekt. (Jakobus 3:5). Door velen wordt de broeder voortaan met argusogen bekeken, want zo denkt men: "er zal toch wel iets van waar zijn, en waar rook is daar is vuur!" En zo is de broeder neergesabeld door jouw loslippigheid.  

Een ander voorbeeld. Op verschillende forums wordt gediscussieerd over Bijbelse onderwerpen. Het is goed met elkaar de Schrift te overdenken en elkaar aan te scherpen als je met elkaar van mening verschilt. Het is fijn om van elkaar te leren en eens het licht van een ander over bepaalde onderwerpen te laten schijnen. Het wordt echter een geheel andere zaak als men in deze forums over elkaar of anderen begint te oordelen. Iemand schrijft iets waar jij het niet mee eens bent en vervolgens zeg je: Jij bent een dwaalleraar!  In dit geval kan je gesprekspartner zich nog verdedigen, maar nog kwalijker is het als je het schrijft over een ander die niet eens aan het forum deelneemt. Voor hem moet je oppassen hoor! Dat is een dwaalleraar! Heb jij dan alle kennis in huis om dit oordeel over een ander uit te spreken? Ben jij als God die dat als Enige juist kan beoordelen?

Het is wat anders als je zegt….."met dit of dat ben ik het op Bijbelse gronden niet eens",  of……."ik vind dit of dat op basis van deze Bijbelse argumenten onjuist." Als je iemand echter bestempelt als dwaalleraar haal je hem naar beneden (katalaleo), en stel je jezelf boven hem. Opnieuw met grote gevolgen voor de betreffende broeder. Want ook dit nieuws kan als het bekende lopende vuurtje gaan…….."Voor hem moet je oppassen hoor! Ik zou je met hem maar niet inlaten. Dat is een dwaalleraar!"

Hoe komt dit toch dat we zo snel geneigd zijn onze ongezouten mening te geven over anderen? Jakobus wijst ons een richting in Jakobus 3:10-11: Uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn. Doet soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen? De bron van wat er uit onze mond komt (wat wij zeggen) ligt in ons hart. In vers 14 zegt Jakobus: Indien gij echter bittere naijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid.

We kennen de uitdrukking wel: waar het hart vol van is loopt de mond van over. Ik denk dat dit een simpele waarheid is. Als je in je hart (in je gedachten) een hekel aan iemand hebt komt het een keer, soms op een onverwacht moment, uit je mond. Dus wat moet er veranderen als we willen stoppen met onze verkeerde loslippigheid? Ons hart. Want als de bron rein is, zal wat er uit voorkomt ook rein zijn.

In Psalm 51:12 bidt David: Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest. Dit gebed mogen ook wij bidden als we merken dat we eigenlijk een onveranderd hart hebben. Want als je hart zuiver is zal wat er uit voortkomt ook zuiver worden. Maar ook voor de reinen van hart is het goed om te beseffen dat je zolang je op aarde leeft te maken hebt met het gevaar van de tong. Immers: wie in zijn spreken niet struikelt is een volmaakt man (Jakobus 3:2), en volmaakt, dat zijn we geen van allen.

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951