Zout der aarde en licht der wereld

Gepubliceerd op 26 oktober 2023 om 12:54

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken (Mat.5:13-16). 

In deze overdenking sta ik opnieuw stil bij de bergrede. De bergrede, waarin Jezus ons leert hoe kinderen van God, dat wil zeggen: gelovigen die het koninkrijk der hemelen zijn binnen gegaan,  kunnen leven volgens Gods wil en geboden.

Om naar Gods wil te kunnen leven is er eerst iets nodig dat heel belangrijk is, namelijk, het besef dat je het uit jezelf niet kunt. Het besef dat je om te kunnen leven naar Gods geboden helemaal afhankelijk bent van God zelf. Dat lieten de zaligsprekingen ons zien (zie vorige overdenking). Als mens schieten we tekort. Maken we fouten, gaan we tegen Gods wil in, en worden pas zalig als we dat beseffen en ons als mensen die hulp nodig hebben, tot God wenden.

Want één ding staat vast: als we als we ons als veranderde mensen willen gedragen, moet God ons eerst veranderen. Als we als nieuwe mensen willen leven, dan moeten we eerst door God vernieuwd worden.

En die vernieuwing, die verandering van hart is mogelijk geworden. Door Jezus Christus en zijn volbrachte werk aan kruis van Golgotha. Door Hem mogen wij vergeving en rechtvaardiging, en bevrijding ontvangen, en leven als nieuwe mensen die inwoners zijn van het koninkrijk der hemelen.

Wanneer Jezus in de tekst van vandaag zegt: “Gij zijt het zout der aarde” en: “Gij zijt het licht der wereld” spreekt Hij eigenlijk over de verandering die wij als gelovigen hebben ondergaan. Die verandering maakt dat christenen wel in de wereld leven, maar niet van de wereld zijn. Gelovigen in Christus zijn anders. Terwijl in de wereld het bederf heerst, zijn de gelovigen zout. Bederfwerend. Terwijl de wereld donker en duister is, zijn de gelovigen licht in de wereld.

Let op: Hij zegt hier niet: “jullie moeten proberen het zout der aarde te zijn” of: jullie moeten proberen het licht der wereld te zijn”. Nee, jullie zijn het al! Je bent het: en omdat je het bent moet je je ook zo gedragen.

Wat we goed moeten beseffen is dat Jezus met zijn uitspraak eigenlijk al vooruitgrijpt naar de toekomst. Een toekomst met een belofte voor Jeruzalem die zo mooi beschreven wordt in de profetie van Jesaja (60:1-2): Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op. Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.

En hier zien we Gods belofte voor zijn volk: Jeruzalem zal als een licht zijn te midden van de  duisternis op de aarde. Eenmaal zullen Gods beloften aan Israël in vervulling gaan en zal het volk van God Gods licht verspreiden over deze wereld. En wat Jezus in de bergrede zegt ligt helemaal in de lijn van deze belofte: De gelovigen zijn als een licht voor de wereld. Een duistere wereld.

Maar Hij noemt hen eerst zout. Zout heeft twee kenmerken die in dit verband belangrijk zijn: Zout is bederfwerend. Als je iets bijvoorbeeld voor lange tijd wil bewaren zonder dat het bederft, kan je iets inzouten. Maar zout brengt iets ook op smaak.

En bij dit aspect van zout staat Jezus hier stil. Hieruit blijkt in de eerste plaats opnieuw dat de volgelingen van Jezus, geheel anders zijn. Je zou kunnen zeggen: een vreemd element. Anders dan de wereld waarin zij leven. Zout is iets geheel anders dan het misschien wel flauwe voedsel waaraan het wordt toegevoegd. Juist door dat anders zijn van het zout, krijgt het voedsel smaak.

Maar wat is het effect van zout dat niet meer naar zout smaakt, op voedsel? Geen! Zout dat niet meer naar zout smaakt, daar heb je eigenlijk niets meer aan. Daar kan je iets niet meer mee op smaak brengen. Dat kan je dan evengoed weggooien. En hiermee zegt Jezus eigenlijk tegen zijn volgelingen: Jullie zijn als zout, bederfwerend zout, maar pas op dat je je smaak niet verliest. Let op dat je altijd naar zout blijft smaken.

Want wat is het effect van christenen in deze wereld, als zij zich niet meer als christen gedragen? Geen! Jezus zegt hier eigenlijk: als je bij God hoort en door Hem veranderd bent, oftewel als je zout bent geworden, leef er dan ook naar! Wees als mens niet smakeloos. Leef op de manier zoals God wil dat je leeft. Vanuit zijn liefde: Liefde tot Hem en tot je naaste.

En wanneer Jezus vervolgens zegt: “Gij zijt het licht der wereld” heeft Hij hetzelfde uitgangspunt: Je bent licht, laat dan ook je licht schijnen, en verstop het niet!  Zowel bij het zout als bij het licht zien we twee tegenovergestelden: Tegenover zout staat bederf en smakeloosheid. Tegenover licht staat duisternis. Als gelovigen mogen we beseffen dat wij licht zijn in de duisternis en te midden van die duisternis mogen we ons licht laten schijnen. Zoals Jeruzalem: de lichtende stad in het midden van een donkere wereld.

De wereld is donker, duister. En ook al proberen we als mensheid op allerlei manieren die duisternis te verdrijven, het lijkt maar niet te lukken. Alleen al als we kijken naar het probleem van de oorlogen waarin volkeren met allerlei bloedvergieten elkaar bevechten. Als het ene conflict door onderhandelingen is beëindigd, dan breekt er ergens op de wereld wel weer een ander conflict uit. Volkeren besteden miljarden aan wapentuig, al is het alleen maar om te voorkomen dat de één de ander aanvalt. En die oorlogen, dat is niet het enige probleem. Aan de éne kant worden er miljarden besteed aan wapentuig en aan de andere kant zie je dat mensen vanwege armoede amper het hoofd boven water kunnen houden.

Oorlogen, armoede, rampen, geweld, milieuproblemen en ik zal best nog wel wat ellende vergeten zijn, maar dit is het wat de wereld kenmerkt. En men probeert de problemen wel op te lossen, maar het lijkt maar niet te lukken. Zodra het éne een beetje lijkt opgelost, dan duikt er wel weer een ander probleem op.

De Bijbel leert ons wat de diepste oorzaak is van deze grote duisternis. Het kwaad, de zonde in de mens. En er is er maar één die dat probleem kan oplossen en zal oplossen: God zelf. Door Jezus te zenden heeft God voor een oplossing gezorgd. Door Jezus redding mag je een nieuw mens worden en bevrijd worden van het kwaad. En dat niet alleen: door Jezus zal eenmaal de duistere wereld bevrijd worden van het kwaad. Vanuit Jeruzalem zal het gebeuren. Vanuit Israël. God zal zijn koninkrijk vestigen. Zijn koninkrijk van licht dat de duisternis verdrijft. En wij gelovigen mogen dat licht nu al laten schijnen.

Misschien zeggen we nu bij ons zelf: "dat kan je nu wel zeggen, maar hoe weet ik nu of dit ook voor mij geldt? Als ik naar mijn eigen leven kijk zie ik nog zoveel duisternis en zoveel dat het licht van God helemaal niet kan verdragen."  Dat kan natuurlijk ook zo zijn. Misschien gaan we al jaren naar de kerk, maar op één of ander manier is het licht van het evangelie nooit tot ons hart doorgedrongen. We weten het met ons verstand, maar eigenlijk zijn we niet veranderd. En dan zijn er een aantal risico`s die al snel om de hoek komen kijken: krampachtigheid, wetticisme, schijnheiligheid, huichelarij.

Het is allemaal het gevolg van de inspanning om te proberen je christelijk te gedragen terwijl je dit en diepste niet bent. Je doet alsof. En daar kan je op afknappen. Je ervaart het leven als christen als een opgelegde last. En misschien hoop je wel op die manier toch nog de hemel te verdienen. Nee. dat is toch niet het licht laten schijnen zoals God het bedoelt.

We moeten beseffen dat Jezus hier niet zegt: steek het licht aan (want het gaat hier waarschijnlijk om een olielamp). Nee,  het uitgangspunt is dat je olie in je draagt die aangestoken is! Immers een olielamp zonder olie die  aangestoken is kan helemaal niet branden. Hoe hard de lamp het ook zou proberen. Zo kan je als mens geen licht even als je niet eerst door God bent aangestoken.

En dit aansteken van de lamp gebeurt als je je in vertrouwen toevertrouwt aan Jezus Christus en wanneer je zijn Heilige Geest ontvangt. God wil voor je zorgen, en Hij zorgt ervoor dat je wordt overgeplaatst van het duister naar het licht. En dan, als je bent aangestoken, dan is het de bedoeling dat je je lamp niet verbergt, maar laat schijnen.

Als je dus bij Hem hoort, en je leven aan Hem hebt toevertrouwd dan ben je een aangestoken lamp. Een licht. En onze taak als gelovigen is niet zozeer om krampachtig licht te gaan geven. Alsof je zelf in staat zou zijn om licht te produceren. Dit kan je vergelijken met een olielamp die probeert licht te verspreiden zonder dat er olie in het lampje zit. Onmogelijk! Nee, als wij bij Jezus Christus horen zijn wij als met olie gevulde olielampen, door God zelf aangestoken.

Wij waren duisternis (Efeze 5:8), let op: waren. Maar nu zijn wij licht dat de Heer toebehoort. We hoeven geen licht meer te worden. Door de Heilige Geest in ons (de olie in het lampje) zijn we het al. Waar het echter om gaat is dat we dat licht niet verbergen. Je verstopt de lamp niet, om het met de woorden van Jezus te zeggen: onder een korenmaat. Maar je zet de lamp op een standaard, zodat het licht mooi het hele huis kan verlichten. Oftewel: je maakt dat het licht, de lamp goed zijn nut kan bewijzen en dat iedereen dat licht dat je verspreid ook kan zien.

En dit gebeurt wanneer onze daden , onze manier van leven licht is, en niet duister. Wij doen geen dingen meer die het daglicht niet kunnen verdragen. We leven in vrede, in harmonie met God en onze medemens. We zijn om het met de woorden uit de zaligsprekingen te zeggen: ‘zalig’.  En de mensen om ons heen die zien dat. En ze worden er door aangestoken. En ze vragen zich af: wat hebben de gelovigen in Jezus dat ik niet heb?

Er is maar één antwoord op die vraag: Jezus Christus in ons. Hij is het die ons tot licht heeft gemaakt, ondanks het feit dat alles in ons duister was. Door zijn genade zijn wij gered en een burger van het koninkrijk der hemelen geworden.

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.