Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar.(Spreuken 29:25)
Ik denk dat er weinig mensen zijn, die nog nooit angstig zijn geweest. Dat nare gevoel wat je overvalt als je denkt aan wat voor vreselijke dingen je kunnen overkomen. Als dit of dat maar niet gebeurt…….. Soms gaat er nog niet eens een gedachte aan dit onheilspellende gevoel vooraf. Soms zien we iets, of gebeurt er iets en al direct zonder er bij na te denken worden we door angst overvallen. Gelukkig komen we er na verloop van tijd achter, dat de meeste angsten ongegrond zijn, en dat we onze angsten maar beter achter ons laten. En toch, ook al weten we dit met ons verstand, dikwijls laten we ons, soms zelfs onbewust, leiden door angst. En die angst is een slechte raadgever. In de bovenstaande tekst uit de NBG-vertaling van 1951 wordt gesproken over angst voor mensen. Je zou hier ook kunnen vertalen: angst van mensen. Het gaat over iedere angst van mensen, en niet alleen de angst voor mensen.
Toch wil ik ook even ingaan op die angst voor mensen. Want is het niet zo dat angst voor mensen een belangrijke motivatie kan zijn voor onze manier van handelen en leven? En dat wil God niet, want dan kom je in een valstrik vast te zitten en loop je vast in je leven. Immers God wil dat we ons laten leiden door Hem! Hij heeft het voor het zeggen in ons leven! Toch is die angst voor mensen is iets waardoor we ons zelfs onbewust door kunnen laten leiden. Kennen niet velen onder ons het probleem dat we geen NEE durven zeggen als ons iets gevraagd wordt? Eigenlijk zouden we iets willen weigeren en toch stemmen we toe iets te doen wat we liever niet doen. Hierbij laten we ons leiden door de (meestal onbewuste) motivatie: `Laat ik maar ja zeggen, want anders vinden ze me misschien niet meer aardig en word ik afgewezen`. En deze angst voor afwijzing is niets anders dan angst voor mensen. Terwijl je diep in je hart weet dat je iets niet moet doen, doe je het toch, want je wilt andere mensen niet teleurstellen. Met name voor jongeren kan dit een probleem zijn als zij door hun vriendengroep geaccepteerd willen worden. Het kan zelfs zo ver gaan, dat zij ter wille van de groep kerk en geloof verlaten.
Maar deze angst voor mensen kan ook in het leven van ouderen een grote rol spelen. Op allerlei manieren: we praten mee met anderen, omdat we bang zijn dat onze eigen mening niet geaccepteerd wordt, of…we zwijgen als we het ergens helemaal niet mee eens zijn, of……we doen mee met de rest ook al weten we dat God iets anders van ons verlangt. En dan leef je niet echt in de vrijheid die God voor jou bedoelt. Je zit vast in een strik, en je wordt weggetrokken van Hem als anderen aan het touwtje trekken. Zou het niet heerlijk bevrijdend zijn als we die angst voor mensen overboord gooien, en leren alleen naar Zijn stem te luisteren?
Maar de angst beperkt zich niet tot angst voor mensen. Immers niet iedereen heeft angst voor mensen. Maar angst reikt verder. Misschien hebben we zelfs angst voor God? Zou die angst wel terecht zijn? Jammer genoeg wordt het begrip `de vreze des Heren` nog vaak in die betekenis toegepast. Het kan soms zelfs de enige motivatie zijn om te geloven en de kerk te bezoeken. Deze angst voor God is mijns inziens echter een slechte motivatie! Hoe zouden wij het zelf vinden als anderen bang voor ons zijn? We willen toch in liefde met elkaar omgaan en geen angst bij de ander opwekken? Bij God is het niet anders. Ook in onze omgang met God is angst een slechte raadgever. Immers als je doordenkt, dan heeft die angst voor God dikwijls te maken met angst voor straf. En als je leeft met de angst voor straf van God is er volgens 1 Joh.4:18 toch iets mis, immers: Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. Johannes zegt dan ook een paar verzen eerder: God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. (vers 16). We zien hier dus een verband tussen liefdeloosheid en angst. Immers, ten diepste draait het bij angst om onszelf! Waar zijn we immers bang voor? Dat het slecht met mij zal aflopen! Dat God mij afwijst. Dat Hij mij iets ergs zal laten overkomen. En dat terwijl Hij liefde is en het allerbeste met ons voor heeft! Angst vindt dan ook zijn wortel in ons verwrongen beeld van God. Op één of ander manier hebben we er geen volledig vertrouwen in dat we veilig zijn in Gods hand. Immers als we op Hem zouden vertrouwen, zouden we volgens Spreuken 29:25 onaantastbaar zijn! Hier gebruikt de Hebreeuwse grondtekst een woord dat de betekenis van hoogte in zich draagt. Ik moet dan gelijk denken aan de uitdrukking: ergens boven staan. Als je ergens boven staat, dan doet datgene wat jou bedreigt je niets. Het raakt je niet, want je staat er boven. Nu, ook wij mogen en kunnen boven onze angsten staan! We herkennen ze wel, en er komt van alles op ons af wat ons bang zou kunnen maken, maar we staan er boven. We zijn onaantastbaar. Want we vertrouwen op de Here, en in Hem die ons liefheeft is ons leven veilig geborgen!
Misschien schrijft de apostel Paulus daarom wel in Kol.3:1-3: Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods.Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.
Christus Jezus heeft door zijn dood, opstanding en hemelvaart iedere vijand die ons angstig zou kunnen maken overwonnen. Hij is gezeten aan de rechterhand van de Vader. En het mooie is dat wij gelovigen in de geest met Hem mede geplaatst zijn in de hemel. We zijn met Hem gestorven, met Hem opgewekt en met Hem geplaatst in de hemel (Efeze 2:6). En op die plek mag je met Christus boven je angsten staan. Immers je bent veilig geborgen met Christus in God. Zou Hij die alle macht heeft niet voor ons, zijn geliefde kinderen, zorgen?
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951