Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God. ( 1 Kor.1:26-29)
We leven in een samenleving waarin het vooral belangrijk is om vertrouwen in jezelf te hebben. Het wordt ons van kinds af aan bijgebracht. Als een kind iets niet durft of denkt niet te kunnen, wordt er al snel gezegd: “wees niet bang! Je kunt het! Je moet wat meer vertrouwen in jezelf hebben!” Soms lijkt het of een gehele opvoeding er op gericht is: Het aanleren van zelfvertrouwen. En bij sommigen lukt dat aardig. Zij slagen op school, slagen op de universiteit. Verwerven een mooie positie op het werk of in het bedrijf. En dat hebben zij toch maar mooi gefikst! Allemaal aan zichzelf te danken!
En natuurlijk is het belangrijk dat wij niet onzeker door het leven gaan, en gebukt gaan onder gevoelens van minderwaardigheid. Immers God heeft een ieder geschapen met zijn eigen mogelijkheden en talenten. En waarom zouden we niet blij en dankbaar zijn voor Gods schepping die wij mogen zijn?
Maar er zit ook een keerzijde aan dit zelfvertrouwen. Want wat als het je allemaal niet lukt? Wat als al de moeite om zelfvertrouwen aan te leren stuk loopt op jouw sterke onzekerheid? Ben je dan mislukt?
De gelovigen te Korinte waaraan Paulus schreef woonden in een stad waar veel rijken woonden. Zij waren mogelijk rijk geworden door de handel aangezien Korinte een handelsstad was. De stad werd echter niet alleen gekenmerkt door rijkdom, maar ook door wijsheid. Maar niet de wijsheid zoals we die in de Bijbel terugvinden (bijvoorbeeld in het boek Spreuken), de levenswijsheid die een mens mag bezitten als Hij leeft naar Gods wil en geboden. Nee het was de wijsheid van de Griekse filosofie. Een wijsheid gebaseerd op het menselijk denken en menselijke redeneringen. En deze wijsheid had in het praktisch leven van de Korintiërs niet veel goeds gebracht, immers de stad werd gekenmerkt door afgoderij en een grote zedeloosheid. En het kwalijke was: de mensen waren er nog trots op ook! Nee, er was geen gebrek aan zelfvertrouwen. Ze waren rijk en wijs. Iets om trots op te zijn!
Veel christenen uit die tijd hoorden echter bij het lagere segment van de bevolking. Dikwijls waren de gelovigen arm, niet hoogopgeleid, en zeker niet bedreven in de filosofie zoals de Korintiërs dit waren. Nee, er werd op hen neergekeken. In de ogen van de Korintiërs waren zij niets waard. Het kan bijna niet anders dat dit het zelfvertrouwen van de gelovigen behoorlijk ondermijnd moet hebben! Immers, als ze zich vergeleken met die rijke en wijze Korintiërs, wat stelden zij dan eigenlijk voor? Nee, zij waren mislukt voor de wereld.
Maar niet mislukt voor God! En dat is het mooie van het evangelie. Voor God hangt onze waarde niet af van onze rijkdom, niet van onze wijsheid, maar van Christus alleen. En hierin staat het evangelie totaal haaks op de maatschappij (de wereld) waarin wij leven.
De maatschappij leert ons dat wij geslaagde mensen zijn wanneer wij door te vertrouwen op ons eigen kunnen veel bereiken in het leven, zoals: rijkdom, een mooie carrière, aanzien, geluk etc. Het evangelie leert ons echter het tegenovergestelde. Paulus zegt het met de woorden: wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God.(vers 28-29)
De woorden onaanzienlijk en veracht kan je als volgt uitleggen: Onaanzienlijk: veracht worden omdat men je beschouwt als waardeloos of zonder waarde. Veracht: inferieur (=minderwaardig), mogelijk door het ontbreken van een nobele afkomst.
Dat zijn nogal sterke woorden. Eigenlijk zegt Paulus hier dat de gelovigen voor de wereld waardeloos en minderwaardig zijn, totaal niet van belang. Om het spreekwoordelijk te zeggen: ze kunnen door de wereld gemist worden als kiespijn! Het is zoals men omging met de Here zelf toen Hij op aarde was. Men moest Hem niet. Men vond Hem waardeloos. Men heeft Hem gekruisigd, Hem aan het vloekhout gehangen als een misdadiger.
De vraag is echter of wij deze uitspraak van Paulus willen accepteren en op ons leven toepassen. Willen wij het aanvaarden dat wij door de maatschappij waarin wij leven waardeloos en inferieur gevonden worden, of willen we toch het liefst een gewaardeerd aanzien verwerven?
Het klinkt misschien wat vreemd, maar er bestaan ook christelijke carrièrejagers. Wat bedoel ik hiermee? Ook als gelovigen is er altijd de verleiding om niet waardeloos en inferieur te willen zijn. Trouwens, wie wil dit wel? Het gaat immers helemaal in tegen onze menselijke natuur. Ieder mens vindt het fijn om complimenten te krijgen en door anderen gewaardeerd te worden. Niet alleen door anderen buiten de kerk (de wereld) maar ook door anderen binnen de kerk. Het kan zelfs de motivatie zijn om je voor de kerk te inzetten. We willen gewaardeerd en geprezen worden.
Dit kan overigens ook een valkuil zijn voor hen die het Woord prediken of onderwijzen. De verleiding om door de toehoorders geprezen te willen worden (geroemd). Je preekt dan met het doel dat anderen zeggen: “Dat was een mooie preek”! Dank u wel!”! Maar gelukkig weten we het maar al te goed: Het is helemaal niet belangrijk of anderen onze preken mooi vinden. Daarom hoeven we ook niet uit te blinken in een schitterend en/of meeslepend taalgebruik dat door anderen bewonderd wordt (zie 1 Kor.2:1). Het enige wat van belang is is dat wij geleid door Gods Geest, Gods Woord verkondigen. Of mensen dit nu mooi vinden of niet! En mocht men onder de indruk zijn van de preek: alleen aan God komt de eer toe. Het is alles uit Hem en tot Hem!
Niet alleen in de brief aan de Korintiërs maar op tal van Schriftplaatsen komt het naar voren: wij doen alles niet tot eigen roem en eer, maar alles dient tot eer van de Here te zijn. Immers, het is slecht door Hem, door zijn werk dat wij alles mogen doen. Daarom zegt Paulus ook: Wie roemt, roeme in de Here (1 Kor.1:31). Dit is geheel wat anders dan het zelfvertrouwen dat ons wordt aangeleerd. Immers dan zeggen we: “Ik heb dit goed gedaan omdat ik het nu eenmaal goed kan”. Of misschien zeggen we het niet maar denken we het wel. Ook valse bescheidenheid is ons niet vreemd.
Nee, ik zou niet willen pleiten voor zelfvertrouwen. Ik pleit liever voor Christus-vertrouwen. Alleen als je bij alles wat je doet op Christus vertrouwt en Hem de eer geeft, dan pas verdwijnt werkelijk de onzekerheid waar je last van hebt. Immers het bouwen op je eigen kunnen heeft altijd een zekere mate van onzekerheid, immers wie faalt er nooit? Wie kan zeggen dat hij/zij altijd alles goed doet? In Christus is echter geen onzekerheid. Immers Hij is de volmaakte Heer en op Hem kan je vertrouwen. Bij alles wat je doet. En dan is het ook helemaal niet meer van belang of anderen waarderen of prijzen wat jij doet. Immers je doet het alleen door Hem en voor Hem. Aan Hem alle eer.
Wie roemt, roeme in de Here!(1 Kor.1:31)
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951.