De verhoging van Jozef

Gepubliceerd op 10 februari 2021 om 12:15

Vandaag wil ik stilstaan bij het Schriftgedeelte in Genesis 41:38-57 (na te lezen in debijbel.nl) dat gaat over een overgang van een oude naar een nieuwe situatie in het leven van Jozef. Wat met name voor ons van belang is, is dat door de neergeschre­ven geschiedenis, wij als 21e eeuwse mensen iets kunnen leren over wie God is in hoe hij handelt met de mensen en met deze we­reld. Eén ding komt in de geschiedenis van Jozef duidelijk naar voren: Gods hand is aanwezig in het leven van Jozef en in de gang van de wereld. Vandaag wil ik in het bijzonder stilstaan bij hoe deze hand van God aanwezig is en hoe Jozef hierop reageert in zijn leven.

Allereerst blijkt uit de hele geschiedenis van Jozef dat de Here met Jozef was (39:2, 21). Nu zou deze uitspraak bij veel mensen best wat weerstand kunnen oproepen. Misschien denken we wel in ons hart: Nu, daar is dan weinig van te zien, dat God met Jozef was: Eerst in de put gegooid, dan verkocht als slaaf, ten onrechte beschuldigd van zijn eer beroofd, dan in de gevangenis. Bete­kent dit dan dat God met Jozef was? Ik wil hier als antwoord geven: Ja, toch was God met Jozef. God was echter op een andere manier aanwezig dan wij als mensen zouden verwachten.

De aanwe­zigheid van God in het leven blijkt namelijk niet te garanderen dat alles over rozen gaat. Dat is wat wij als mensen natuurlijk het liefst zouden hebben. De uitspraak: God is met mij, willen we interpre­teren als: God zorgt dat alles goed gaat in mijn leven. Is deze redenatie ook niet één van de redenen waarom veel mensen op een bepaald moment het geloof in God aan de kant zetten? Men gelooft in God.....zolang alles goed gaat. Komt er dan een tegenslag dan vraagt men zich af: bestaat God wel, als dit of dat gebeurt in mijn leven? Anderen gaan niet zover om er de brui aan te geven. Wel vragen zij zich af: is God nog wel met mij? Wanneer iemand echter het recht had om deze vraag te stellen, dan was het Jozef wel. Menselijk gesproken had hij hier alle rede­nen toe.

In Jozefs leven zien we echter dat Gods aanwezigheid niet in eerste instantie uit de goede omstandigheden blijkt. De omstandigheden veranderden niet één twee drie. Jozef zat immers al minstens twee jaar in de gevangenis! En daar leek voor het menselijk oog weinig veran­dering in te komen, want de schenker vergat hem. Ook de hoop om zijn familie en vaderland nog ooit terug te zien zal hij wel opgegeven hebben. Nee, Gods aanwezigheid bleek in eerste instantie niet uit het feit dat hij Jozef uit de gevangenis haalde. God was met Jozef tijdens zijn verblijf in Egypte en in de gevangenis. Kortom, in de omstandigheden waarin Jozef verkeerde was God met hem. Is God dan de zwijgende God? Een God die alles maar op zijn beloop laat gaan? Zo is het ook weer niet want in de geschiedenis zien we dat God gaat handelen. Alleen doet Hij dit misschien niet op de manier en tijd die wij als mensen zouden verwach­ten. Waaruit blijkt nu Gods handelen?

Allereerst blijkt uit het Schriftgedeel­te dat God Jozef zijn diep aangetaste eer herstelt. Vanuit de diepste vernedering als gevangene wordt Jozef ver­hoogd tot onderkoning van Egypte: Jozef krijgt de zegelring van Farao , wordt bekleed met linnen klederen en ontvangt een gouden keten om zijn hals. Voor geheel Egypte moet het duidelijk zijn: Jozef wordt naast Farao de tweede man in Egypte.

In het verhaal spelen met name de klederen die Jozef ont­vangt een belangrijke rol. Er is er name­lijk iets bijzonders met Jozefs kleding aan de hand. De kleding van Jozef blijkt in de Jozef-geschiedenis namelijk tweemaal een middel te zijn, waardoor er leugen gebruikt wordt tegen Jozef. De eerste maal kan je dat zien als Jozef door zijn broers in de put wordt gegooid en door de Midjanieten aan de Ismaëlieten wordt verkocht. De broers dopen het kleed van Jozef in het bloed om vader Jakob de leugen te doen geloven dat Jozef door een wild dier verscheurd zou zijn. Jozef wordt voor dood gewaand, terwijl hij in werkelijkheid nog altijd in leven is.

Van bijzonder belang is echter de tweede maal dat de kleding van Jozef tot een middel van leugen wordt en wel bij de verleiding door de vrouw van Poti­far. Zij wil met hem naar bed, maar Jozef vlucht weg. Zij trekt hem echter zijn kleed af, en houdt het bij zich. Zie je wel!, hij heeft bij mij gelegen, want hier is zijn kleed! Het kleed van Jozef wordt het middel waardoor Jozef ten onrechte en vals beschuldigd wordt van overspel met de vrouw van zijn Heer. Vanaf dat moment is er een aanklacht tegen Jozef en het be­wijsstuk is het Jozef moest zijn klederen inruilen voor de gevangenisplunje. Hieraan moest het voor iedereen duidelijk zijn: Jozef is schuldig. De gevangeniskledij zei genoeg. Hij was getekend. Hij was vernederd.

Eén ding stond vast: moest Jozef in zijn eer hersteld worden was er zeker één ding nodig: een ander kleed. Dat is nu ook datgene wat Jozef als één van de eerste dingen ontvangt. De tekst vermeldt uitdrukkelijk: dat de Farao Jozef, wanneer hij hem in zijn eer herstelt: hem bekleedde met linnen klederen. Nu staat in het Hebreeuws voor linnen een woord dat duidt op de stof waarvan de klederen van de priesters die later dienst deden in de tempel van God (zonen van Aäron), gemaakt werden,. Deze klederen waren het symbool voor zui­ver­heid. Hier lijkt het alsof de geschiedenis wil zeggen: door zijn nieuwe linnen kleed is Jozef gezuiverd van iedere blaam, hij is rein verklaard.

In de Schrift komen we nog iemand tegen die een gevangenis­kleed op zich nam dat niet het Zijne was. Jezus, Gods Zoon. Hij ontdeed zich van zijn kleed van Gode-gelijkheid, om ons kleed van gevangenschap op zich te nemen. God verwisselde echter zijn kleed en daarmede tegelijk het onze. Hij bekleed­de Hem met het linnen kleed van vrijheid en zuiverheid na zijn op­stan­ding uit het graf. Daarmede werd Hij de garantie dat wij die rondliepen in het kleed van gevangenschap een nieuw kleed mochten ontvangen: het kleed van zuiverheid en reinheid. Wij mochten immers zijn gerechtigheid ontvangen en met Hem bekleed worden (Gal.3:27).

Ten tweede blijkt uit de geschiedenis dat God het kwaad wat in Jozefs leven gebeurt ten goede weet te keren. We kunnen ons de vraag stellen: hoe is het moge­lijk dat Jozef, een joodse jongeman, zoon van Jakob, tot zo'n hoge positie geraakt in het land Egypte? Het vreemde in Jozefs geschiedenis is, dat juist de zaken die de schijn hadden een onontkoombaar noodlot te brengen, voor Jozef het tegendeel uitwerkten. Achteraf gezien had Jozef namelijk nooit onderkoning van Egypte kunnen worden als hij niet door zijn broers in de put was gegooid. De put was namelijk de eerste stap op weg naar Egypte! Ook had Jozef nooit de droom van Farao kunnen uitleggen, indien hij niet in de gevangenis de schenker had ontmoet, en we weten wel wat voor Jozef de eerste stap op weg naar de gevange­nis was: de verleiding en de leugen door de vrouw van Potifar!  Het blijkt dat  juist het kwaad dat Jozef overkwam, hem het heil nabij bracht.

Maar Jozef vertrouwde op Gods leiding en zorg in zijn leven. Dit blijkt met name uit de woorden die hij spreekt wanneer hij de naam aan zijn zoon Efraïm geeft: God heeft mij vruchtbaar gemaakt in het land mijner ellende (Gen.41:52). Het woord ellende kan hier ook ver­taald worden met lijden. Het lijden heeft in Jozefs leven vruchtbaarheid voortgebracht. Datgene wat voor mensenoog enkel duisternis en ellende leek bracht voor Gods oog licht en heil voort. Uiteindelijk betekende Jozefs weg, de redding voor de wereld die in een hongersnood terecht kwam.

Wat kunnen we hieruit leren? Moeten we hieruit de conclusie trekken dat het allemaal niet uitmaakt wat er gebeurt in het leven omdat God toch alles wel leidt? Dit is in ieder geval niet de conclusie die Jozef trok. Of in ieder geval: dit lezen we niet in de Schrift. Jozef had toch kunnen zeggen: Ik heb nu al zoveel meegemaakt in mijn leven, uiteindelijk heeft God een goede uitkomst gegeven, nu dan zal het met de hongersnood ook wel niet zo'n vaart lopen: laat het maar komen: God zorgt wel dat het goed afloopt. Dit fatalisme komen we bij Jozef echter niet tegen: Juist omdàt hij wist dat zijn leven en de wereld in Gods hand was, wilde hij die God dienen met zijn leven. Als onder­koning van Egypte blijft hij dan ook niet op zijn troon zit­ten, om te zien hoe God alles wel zal doen. Wel lezen we in de tekst dat Jozef van Farao heenging en door het gehele land Egypte trok (Gen.41:46). Hij verza­melde in de zeven vette jaren al het voedsel, uit voor­zorg voor de zeven magere jaren welke komen zouden.

Laat dit voorbeeld van Jozef ons tot les zijn. We mogen ver­trouwen dat ons leven en de wereld in Gods hand is. Ook wan­neer er kwade en vreselijke dingen gebeuren die wij niet begrijpen. Laat ons vertrouwen op Gods zorg ons echter nooit tot fatalisme brengen! Hoe gemakkelijk is het niet om als gelovige Gods zorg te misbruiken als veront­schuldiging voor je eigen onver­schilligheid: Gedachten komen dan op: Gods zorgt toch overal voor? Nu, gelukkig maar, dan hoef ik niets meer te doen. Volgens het verhaal van Jozef werkt Gods zorg echter niet op zo'n manier. Inderdaad God wil zorgen voor deze wereld. En Hij wilt ons als gelovigen inschakelen. Gewone, maar ook bijzondere mensen. Gewoon, omdat wij als ieder ander behept zijn met de menselijke onvol­komenheden. Toch ook bijzonder omdat wij behoren tot de gemeente van Christus. De gemeente waarvan in alle bescheidenheid gezegd kan worden: God is met ons. De gemeente die zoals Jozef in Egypte, mag delen met deze wereld: het ware brood, het brood des levens, Chris­tus.

Hiermee arriveren we ook bij de  ontknoping, of wel climax van de geschiedenis. Deze vinden we in de laatste verzen van hoofdstuk 41. In deze verzen zien we waar het eigen­lijk om te doen was. Uit deze verzen blijkt dat het God ten diepste niet om alleen Jozef te doen was. God ging zijn weg niet met Jozef omdat hij hem nu eenmaal voor dit lot had uitverko­ren. Nee de ontknoping vinden we in vers 57. En de gehele wereld kwam naar Egypte om bij Jozef koren te kopen, want de honger was sterk op de gehele aarde. God heeft uit­eindelijk Jozef willen gebruiken om aan de wereld brood te geven. Hierin kunnen we een patroon van het handelen van God ontdekken: Hoe handelde God met zijn Geliefde, zijn uitverkoren Zoon? Wat was ten diepste het doel van Gods handelen in het leven van de Zoon? We kennen het ant­woord: Hij deed het ter wille van het leven van de wereld!

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap,  1951.