En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs. (Openbaring 20: 11-15)
Boven de tekst uit het boek Openbaring vinden we de titel: het laatste oordeel. Een titel die door onze Bijbelvertalers aan de tekst is toegevoegd, en waarin tegelijk een wereld van denken en traditie tot ons spreekt. Want welke gevoelens en gedachten komen er niet bij ons naar boven bij die woorden? Vooral dat woordje laatste. Het roept zo'n beetje het idee op alsof dit het laatste moment is waar de hele wereldgeschiedenis op uitdraait. Dat dit het uiteindelijke laatste doel is wat God met de wereld voor ogen heeft. Het laatste beslissende moment waarop de balans wordt opgemaakt. Dat dit echter niet waar is blijkt uit het vervolg. Immers na het oordeel gaat de geschiedenis verder en komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Het oordeel is iets wat je als mens nog al schrik en angst kan geven. Want wie zegt mij of ik wel aan de goede kant zal staan? Wie zegt mij of ik de toets wel zal doorstaan? Voor velen heeft dit Schriftgedeelte dan ook iets dreigends want dàn is het uur van de beslissing aangebroken.
Het is dan ook bijna onmogelijk voor ons, om deze tekst onbevooroordeeld te lezen, zonder ons te laten leiden door allerlei beelden en associaties waar we door ons verleden mee behept zijn. Beelden van een streng kijkende God op een enorme troon, die mensen onverbiddelijk veroordeelt als ze tekort hebben geschoten in hun leven. Een God die mensen verwijst naar een vuur wat dan bovendien een zeer wonderlijk vuur is. Want het blijft altijd maar branden, en de mensen die zich in dat vuur bevinden blijven altijd maar leven. Alsof God een vuur waarin mensen direct zouden sterven voor hen te barmhartig zou vinden.
Iedereen ziet de tekst van de Schrift door zijn eigen bril: de bril van gedachten, vooroordelen, traditie. Terwijl de één de bril op zet van een toornende God, die het recht moet laten geschieden, zet de ander misschien wel de bril op van de menselijke angst. Want van zo'n God, daar moet je wel bang van worden. Terwijl weer een ander deze tekst leest met een houding van zelfgenoegzaamheid: In termen van: ik sta zeker aan de goede kant. Want ik ben gelovig. Ik heb altijd goed geleefd, ......eindelijk zullen dan al die anderen, die mij altijd maar dwarszitten, die zich altijd maar tegen mijn geloof keren, hun verdiende loon ontvangen.
Uit het laatste voorbeeld blijkt dat de bril die je opzet, de bril waarmee je dit Schriftgedeelte leest, ook veel te maken heeft met je eigen ingesteldheid, je eigen hart. Want als je in je leven een soort wrok koestert tegen je vijanden, als je hen liever kwijt dan rijk bent, dan komt dit Schriftgedeelte natuurlijk mooi van pas. Je gebruikt het als uitlaatklep voor je eigen gevoelens van wrok. Want eindelijk zullen je vijanden dan hun verdiende loon ontvangen.
We moeten alleen oppassen dat we dit tekstgedeelte niet losmaken van de rest van de Bijbel. De Bijbel die in allerlei bewoordingen juist spreekt over Gods ontferming over zondaren. De Bijbel die ons een God schildert vol barmhartigheid. Zo blijkt het uit vele teksten, waaronder Joël 2:13b: Want genadig en barmhartig is Hij, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende over het onheil. De Bijbel spreekt echter ook over een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren (Hebr. 10:27) Vreselijk is het om te vallen in de handen van de levend God. (Hebr.10:31)
Het Bijbelboek Openbaring begint met de woorden: de openbaring van Jezus Christus. Dus niet: de openbaring van Johannes, zoals de vertalers boven het boek hebben geplaatst. Jezus. Zijn naam betekent: de Here (Jahweh) redt of de Here verlost of om oude woorden te gebruiken: de Here maakt zalig. Jezus de Heer die de ultieme uitdrukking is van Gods liefde voor de wereld (Joh.3:16). Omdat het boek Openbaring een bekendmaking, onthulling, is van Jezus Christus, is het een bekendmaking, onthulling, van Zijn naam. Het boek openbaart ons hoe de Here de wereld redt en hoe de Here de wereld verlost. .
Alles wat in het boek gebeurt is openbaring, bekendmaking van Jezus Christus, de verlossing die door Hem tot de wereld is gekomen. Hij staat aan het begin, de alfa en Hij staat aan het einde, de omega. Zijn heil gaat boven alles uit. Het boek Openbaring eindigt dan ook met de woorden: De genade van de Here Jezus zij met allen. Want dat heeft het laatste woord: zijn genade.
Je zou het boek Openbaring dan ook een boek van genezing of herstel kunnen noemen. Het herstel van de wereld door oordelen heen, Het grote genezingswerk wat Christus als heelmeester verricht. Hij is alleen geen zachte heelmeester. Maar wel een goede heelmeester. Want we kennen de uitdrukking wel: zachte heelmeesters maken stinkende wonden.
In plaats van de titel het laatste oordeel zou ik dan ook liever een andere titel gebruiken, het is de titel: Christus de geneesheer of : Christus de heelmeester. Christus neemt de wereld in behandeling en er zijn wachtkamers vol mensen die op hun beurt wachten. Miljarden: alle mensen die in de loop van de geschiedenis gestorven zijn. Het is de grote buit van de dood en het dodenrijk en de zee. Eén ding hebben al die mensen gemeenschappelijk: het zijn schepselen van God die door God geoordeeld gaan worden. Want een oordeel is zeker nodig. Want de wereld is ziek. Ziek door de zonde. Christus had de wereld ook aan haar lot kunnen overlaten. Maar zo is God niet Hij laat zijn schepping niet los. God is de God van het nieuwe begin. En daarom worden de doden opgewekt, om geoordeeld te worden en Gods vijand, de dood, moet zijn prooi prijsgeven.
En in dat oordeel gaat Christus bij al die verschillende mensen de ziekte waaraan zij lijden vaststellen. Hij gaat hun oordelen naar hun werken, en hierbij wil ik het woordje werken onderstrepen. Wij hadden als rechtzinnige protestanten misschien verwacht dat hier zou staan, dat de doden geoordeeld worden op hun geloof of ongeloof want dat is het toch waar het God om gaat? Om het met de woorden van Paulus te zeggen: de rechtvaardige zal uit geloof leven. Maar wat doen die werken hier dan?
Als je leest dat hier de werken van doorslaggevende betekenis zijn, dan lijkt het erop alsof het in strijd is met het het evangelie van de genade van God. Maar je kan dit oordeel ook vanuit een àndere invalshoek benaderen.
Een profetische uitspraak van Jesaja over de Messias zegt: Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd: hij zal de volken het recht openbaren. (Jesaja 42:1). De Messias, Christus (want Hij is het die zit op de witte troon) openbaart de volken het recht. Door het oordeel maakt Christus een onderscheid tussen wat recht is en wat onrecht is. Wat heilig, en wat onheilig is. Hij brengt aan het licht wat aan het licht gebracht moet worden, namelijk de werkelijke toestand van de mensheid.
In de eerste plaats oordeelt Hij hier over hen die het oordeel kunnen dragen. Het witte heldere licht van Gods heiligheid schijnt hier over hen die het licht kunnen verdragen omdat zij zelf gekleed zijn in witte klederen. Het zijn zij die geschreven staan in het boek des levens. Het boek waarvan al sprake is in het Oude Testament waarin rechtvaardige joden geschreven staan. In het boek Openbaring heeft het betrekking op die mensen, die ondanks vervolging en lijden toch de weg van Christus zijn blijven gaan. Tot aan het einde, al gaat het ten koste van hun eigen leven. Het zijn zij die niet voor het beest willen buigen. Zij die niet zijn teken willen ontvangen. Want zij vereren een andere koning. Christus. Ze behoren al aan het leven toe. Want zij hebben Hem leren kennen die het leven is. Ze zijn tot het besef gekomen dat het Lam geslacht is, om vrede te brengen. Vrede van God. Daarom hebben ze het geslachte Lam lief en hun witte klederen laten reinigen door zijn bloed. Ze hebben het er zelfs voor over om in navolging van Christus zelf geslacht te worden. Zij horen niet bij het rijk van het beest. Maar bij het rijk van Christus. Figuurlijk gesproken zijn zij al overgegaan vanuit de dood naar het leven. De tweede dood heeft dan ook geen macht meer over hen.
De andere groep mensen die hier geoordeeld worden, zijn zij die niet in dit boek des levens geschreven staan. In het boek openbaring is het de grote massa van de mensheid, of zoals het letterlijk gezegd wordt: allen die op de aarde wonen die het beest en zijn beeld wèl aanbidden. Mensen van allerlei slag of stand. Mensen van wiens leven het bijna af te lezen is, dat zij zich van God hebben afgekeerd. Zij die aan lager wal zijn geraakt en die wij misschien wel onder de categorie criminelen zouden plaatsen. Mensen voor wie we misschien wel liever een straatje om gaan. Maar ook keurige mensen, waar aan de buitenkant niets aan te zien is. Mensen die gewoon hun leven geleefd hebben.....maar, op het moment dat het erop aankwam: het beest navolgden, en niet het Lam, Christus.
Over deze gehele tweede groep, heeft de tweede dood wèl macht. Want al deze mensen zijn niet overgegaan vanuit de dood naar het leven. Het zijn zij die verloren gaan. Zij dragen ook witte klederen, alleen klederen die besmeurt zijn met allerlei vlekken. Grote vlekken van onrecht, geweld, van liefdeloosheid, zedeloosheid, vlekken van afgoderij, maar ook kleine vlekjes: hebzucht, jaloezie, eerzucht, bitterheid, en noem alles maar op wat het mensdom besmeurt. Vlekken die je niet zo goed kon onderscheiden zolang het licht niet scheen. Want de mensen leefden tot nu toe in duisternis. Zonder het licht van Christus. En daardoor leken de klederen meer op grijs dan op wit. Er zaten wel vlekken op, maar je zag ze niet.
Maar nu staan al die mensen, met hun bevlekte klederen in het verblindende witte licht van de witte troon. En U begrijpt wel wat er gebeurt. Ieder vlekje wordt zichtbaar. Want het licht ontmaskert alles. Alles wat niet goed was komt aan het licht. Het staat allemaal opgeschreven in de andere boeken die geopend worden. Ook voor hen, die hier in hun leven nooit enig besef van hadden, is het nu duidelijk. De geboren leugenaar zal zijn leven als een film voorbij zien gaan. En hij kan niet anders dan beamen: mijn God, ik ben een leugenaar, en hij zal beseffen wat hij andere mensen heeft aangedaan.
Een ander die in zijn leven regelmatig op een liefdeloze en kwetsende manier op het hart van anderen trapte ontdekt hier voor de troon wie en hoe hij is: liefdeloos en egoïstisch. En zo zou je al de mensen stuk voor stuk kunnen afgaan. Ze worden geoordeeld naar hun werken, en het resultaat is dat ze niet weten waar ze het moeten zoeken van schaamte: en net als Adam en Eva in het verslag in Genesis zich verbergen als God hen zoekt, zo wil ook deze mensheid wegvluchten voor God. Wat nu alleen niet meer kan, want er is geen plaats meer om naar toe te vluchten. Er blijft nog maar één plek over. Het vuur dat een einde maakt aan iedere ongerechtigheid. De poel van vuur is er niet zomaar. Het heeft een noodzakelijk doel. De wereld reinigen en zuiveren van alles wat er niet thuis hoort. Want God wil een nieuw begin maken met de wereld, maar niet zonder die wereld eerste te bevrijden en te reinigen van alles wat dat nieuwe begin in de weg staat. Alles wat het licht van God niet kan verdragen. Het verdwijnt in de tweede dood. Je zou kunnen zeggen dat de poel van vuur een middel is waardoor God alle dingen nieuw maakt. Zo staat het immers in het vervolg. Terwijl de poel van vuur brandt zegt Jezus: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. (Openbaring 21:5)
Uit dit alles wordt ons duidelijk dat Gods liefde niet betekent dat hij het kwaad of de ongerechtigheid zomaar onbestraft laat voortbestaan. Want hoe zou het dan mogelijk zijn om een nieuw begin met deze wereld te maken. Is het kwaad in deze wereld niet als een onkruid, wat woekert, en op een gegeven moment zelfs alle gezonde planten overwoekert? Zou het kwaad wat blijft voortbestaan, niet opnieuw van de nieuwe wereld een oude wereld maken? Nee het onkruid wordt verzameld wordt en met vuur
verbrand. (Mat.13:40).
Hetzelfde geldt voor ons eigen persoonlijk leven. Op een bepaald moment kan het wel eens nodig zijn dat je figuurlijk gesproken voor de witte troon verschijnt, en geoordeeld wordt. Want bijna zonder dat je het zelf besefte, ben je in de valstrik van het kwaad gelopen. Het begon in het klein. Misschien een klein beetje een compromis sluiten tussen goed en kwaad, om je eigen hachje te redden. Je wist wel dat je er een ander schade mee deed, maar ja, zo gaat dat nu eenmaal in het leven.
Alleen, het leven gaat verder, en de kleine beetjes zijn ondertussen uitgegroeid tot grote bergen, grote bergen van ongerechtigheid, leugen, onreinheid, losbandigheid..... en het lijkt wel alsof je er ongevoelig voor bent geworden. Het doet je niets meer, het is al zo lang gaande, dat het tot een levenspatroon is geworden. En voor de mensen om je heen, weet je je goed voor te doen. Want je draagt een masker wat je ware aard goed verbergt. En misschien ben je wel zelf in het masker gaan geloven. Blind geworden voor het onderscheid tussen goed en kwaad. Je bent ook niet meer te overtuigen, en wie je wel wil overtuigen, kan zich maar beter met zijn eigen zaken bemoeien. Hoewel, diep in je hart zou je wel anders willen, verlang je naar openheid, eerlijkheid, reinheid, zuiverheid, vrede. Want soms lijkt het erop dat je verstrikt ben geraakt in het web van leugen wat je zelf geweven hebt. Je zou eruit bevrijd willen worden. Maar hoe? Zelf kan je het niet meer.
Op zo'n moment kan het goed zijn, om je te bezinnen en te verschijnen voor de witte troon van Christus. Jezelf te spiegelen aan zijn woorden. Zijn licht over je leven te laten gaan. Zodat je ogen geopend worden. Dan kan je schoon schip gaan maken.
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951.