Overspelers en overspeleressen, weten jullie niet, dat de vriendschap van/voor de wereld vijandschap van/voor God is? Wie van plan is een vriend van de wereld te zijn, wordt neergezet (als) een vijand van God. (Jakobus 4:4)
In de Bijbel wordt de relatie tussen God en zijn volk vergeleken met een huwelijk. Israël (de vrouw) behoort aan één man toe: de Here. (zie Ezechiël 16, debijbel.nl). Wanneer het volk afgoden naloopt dan wordt dit vergeleken met overspel (Ezechiël 16:32). Op dezelfde wijze spreekt de apostel Paulus over het aangaan van een ongelijk span ( zie 2 Kor.6:14-17). Ook voor hem is het aangaan van een band met ongelovigen hetzelfde als het aangaan van een partnerschap met wetteloosheid, duisternis, en met Belial, een demon.
Uit het bovenstaande blijkt het dus nogal belangrijk te zijn om geen ongelijk span aan te gaan en geen vriendschap met de wereld te sluiten, want zodra je dit doet word je beschouwd als een overspelige, ga je een band aan met wetteloosheid, duisternis en pleeg je afgoderij. Het zijn nogal ernstige woorden, scherpe belangrijke woorden. Ze onderstrepen de ernst van ons geloofsleven.
Maar wat betekent het eigenlijk dat we geen vriendschap met de wereld moeten sluiten? Moeten wij ons dan van iedereen afzonderen? God wil toch juist dat wij de mensen in de wereld liefhebben? En hoe kan je de mensen liefhebben als je er geen contact mee hebt? Jezus zelf ging toch ook om met de zondaren? En ook hier komt het gevaar van wetticisme weer om de hoek kijken. Het leven met regeltjes waarbij allerlei wereldse zaken allemaal niet mogen. En vaak komt dit neer op een afstand doen van allerlei wereldse pleziertjes, zoals theater, bioscoop of dansen.
Nee ik wil de zaak vanuit een ander standpunt benaderen. Het standpunt van ons hart. Jakobus wijst erop dat je je kan losmaken van de vriendschap met de wereld door je hart te zuiveren. Dit zuiveren van het hart maakt een einde aan de innerlijke verdeeldheid (Jakobus 4:8). In 2 Kor.6:17 roept ook Paulus de gelovigen op om zelf actief afstand te nemen van de afgoden: Daarom gaat weg vanuit hun midden en zondert jullie af, en raakt het onreine niet aan (…)
Blijkbaar hebben we zelf in handen in hoeverre we een vriendschap met de wereld aangaan en moeten we zelf hier een eind aan maken door ons hart te zuiveren en te breken met alles wat Gods licht niet kan verdragen. Dus toch weer benauwd wetticisme? Nee. Het gaat uiteindelijk om de verandering van ons hart.
Hierbij wil ik eerst nog even terugkomen op de relatie tussen man en vrouw. Als het goed zit, is het hart van de man gericht op maar één vrouw, namelijk zijn eigen vrouw. Voor de vrouw is het niet anders, haar hart behoort haar man toe. Als het anders is, hapert er toch iets aan het huwelijk. Het is bijvoorbeeld zeer pijnlijk voor een man om te ontdekken dat zijn vrouw voortdurend aan een andere man denkt (en andersom). Hij wilt dat het hart van zijn vrouw bij hem is, en niet bij een ander!
In onze relatie met de Here is het niet anders. God verlangt dat ons hart bij Hem is, en niet bij een ander! En dat verschijnsel dat ons hart bij iets anders is dan bij de Here, zou ik vriendschap met de wereld willen noemen. Vriendschap met de wereld blijkt namelijk niet altijd direct uit onze daden. Nee, onze wereldse daden zijn slechts een voortvloeisel van wat er in ons hart afspeelt. Ons verdeelde hart. Een hart dat aan de éne kant de Here wilt liefhebben, maar aan andere kant gehecht is aan allerlei zaken die aan duisternis toebehoren. Eigenlijk een vorm van afgoderij. Immers in je hart vereer je iets anders naast, of in plaats van God. Afgoden die niet thuishoren in Gods tempel (2 Kor.6:17).
Velen onder ons zullen als gelovigen ooit wel die ervaring gehad hebben. Niet leven in het licht maar in een schemerzone. Hoe anders was het toen we aan het begin van onze bekering ons leven overgaven aan Hem! We zeiden niet voor niets: Here ik geef mijn gehele hart aan U. Het licht was opgegaan en niets leek dit licht weg te kunnen nemen. Alles in ons leven draaide om Hem! Geweldig, deze eerste liefde. Maar de tijd vorderde. We waren gewend geraakt aan ons leven met de Here. We kwamen misschien wel in een geestelijke sleur terecht. En ongemerkt kregen we weer verlangen naar andere zaken naast de Here. En natuurlijk is er niets mis mee om in het leven te genieten van alles wat de Here ons gegeven heeft. Maar wat, als die zaken een plaats gaan innemen naast de Here, of zelfs in plaats van de Here?
Dan kom je terecht in de schemerzone. Het is er niet licht, en niet donker maar een beetje half om half. Je dient de Here nog wel, maar niet met je hart, want je hart is ergens anders, ….bij je carrière, bij je geld, bij je vakanties, bij je relaties die je van Hem afleiden, misschien wel een andere man of vrouw, en zo kan ieder voor zichzelf wel invullen waarin zijn hart verdeeld is. Het is een vervelende toestand, want het maakt dat je een ongelukkige christen bent. Je bent niet gelukkig met de Here, maar ook niet echt gelukkig met de wereld. Je leeft er tussenin. Het is vlees nog vis. Zwart nog wit. Een grijs gebied. Je leeft als Israël in de woestijn. Je geweldige bevrijding uit Egypte daar denk je niet meer aan. Je bent God niet langer dankbaar voor zijn dagelijkse zorg voor jou, maar je verlangt terug naar de vleespotten van Egypte. Het is als een ongelukkig huwelijk. Het hart van de vrouw behoort niet langer haar man toe, maar is bij een ander. De partners leven nog wel samen, maar zo`n beetje langs elkaar heen.
Maar er is een oplossing. De weg naar deze oplossing is eerst toegeven dat je hart verdeeld is. Om het met de woorden van Jakobus te zeggen: Weest ellendig, en rouwt en huilt! Laat jullie gelach veranderd worden in rouw en jullie vreugde in neerslachtigheid (Jakobus 4:9). Laat ik het zo zeggen: je kan pas geholpen worden als je toegeeft dat je hulp nodig hebt. En die hulp wil de Here ons geven. Nadat koning David berouw had over zijn overspel met Batseba (zie Psalm 51, debijbel.nl) verlangde ook hij opnieuw naar een heel, rein hart dat de Here geheel toebehoorde. Daarom bad hij: Schep in mij een rein hart, God, en vernieuw binnen in mij een vaste geest.
Als wij innerlijk verdeeld zijn mogen wij hierin David navolgen. Het is een gebed naar Gods wil dat Hij zeker wilt beantwoorden. Immers het is zijn verlangen dat Hij alles in ons wordt en dat Christus woning maakt in ons hart (Efeze 3:17).
Voetnoot: De Bijbelteksten in deze overdenking zijn een weergave van een door mijzelf gemaakte vertaling van de Griekse grondtekst.