Ofschoon de Thora, Gods wet iets moois is, is wetticisme iets heel lelijks. Hieronder wil ik uitleggen waarom dit zo is.
Bij wetticisme misbruik je Gods wet (die in zichzelf goed is) voor je eigen belang. Dat is lelijk. Zowel ten opzichte van God, ten opzichte van jezelf als ten opzichte van je medemens. Het gevolg van wetticisme wordt door Paulus kort en bondig beschreven in Gal.5:4: Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij.
Het is lelijk ten opzichte van God omdat je denkt dat je in staat bent jezelf rechtvaardig voor God te maken. Hiermee schuif je Hem aan de kant en ontken je wat Hij over je zegt in zijn woord. Immers wat leert de Bijbel over ons mensen? Dat weten we toch? We zijn zondaren en totaal niet in staat zijn om vanuit onszelf te beantwoorden aan de volmaaktheid die God van ons verwacht. Een volmaaktheid die we terugvinden in de wet. We zijn geschapen naar zijn beeld. Maar sinds de intrede van de zonde en de dood kunnen we totaal niet beantwoorden aan dit beeld. Wij zijn allen stervelingen en zondaren geworden (doelmissers). En er is maar één manier om wèl te gaan beantwoorden aan Gods beeld. Eén manier om wel rechtvaardig voor Hem te worden, namelijk door geloof. En geloof is vertrouwen dat je het niet zelf hoeft te doen of te presteren, maar dat Hij het voor je doet. Dit principe is overigens niet uitgevonden door Paulus. Immers zo lezen we over Abraham: En hij geloofde in de Here, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid. (Gen.15:6). Wie zijn de rechtvaardigen? Zij die het niet van zichzelf verwachten maar van de Here.
De profeet Habakuk zegt hierover: Zie, opgeblazen, niet recht, is zijn ziel in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Voorzeker, de bedrieglijke trotsaard is een snoevend mens, doch zonder bestand, die zijn muil openspert als het dodenrijk en onverzadelijk is als de dood, zodat hij alle volkeren tot zich verzamelt en alle natien tot zich bijeenbrengt. (Habakuk 2:4-5)
Tegenover het geloof in God staat de trots van de mens. De mens die niet wil buigen voor God en die gelooft in zijn eigen gerechtigheid. In bovenstaande NBG-vertaling wordt zo`n mens opgeblazen genoemd en iets verder een bedrieglijke trotsaard. Dat zijn nogal uitdrukkingen! En ik denk dat menig mens behoorlijk gekwetst zou zijn als dat tegen hem/haar gezegd zou worden.
En toch geldt dit voor de wettische mens. Immers, hoe moet je dat anders noemen als je simpelweg datgene ontkent wat God over je zegt? Als je zegt: ik ben te goed om een God nodig te hebben die mij rechtvaardigt. Hoezo zondaar? Durft God dat over mij te zeggen? Nee, ik zal laten zien dat ik zelf wel ten hemel kan opklimmen. (Rom.10:6; Deut.30:12). En zo beschuldig je God ervan dat Hij jou ten onrechte betitelt als zondaar. En dan ben je inderdaad een bedrieglijke trotsaard. Bedrieglijk, niet alleen tegenover God, maar ook tegenover jezelf en je medemens.
Zolang je wettisch leeft leef je namelijk in de waan (beter gezegd, leugen) dat jij zelf in staat bent door je eigen inspanningen rechtvaardig voor God te leven. Ook veel christenen leven in die waan. Ik ken het ook uit eigen ervaring. Want is het niet eigen aan de mens om toch vooral zichzelf te bewijzen voor God? Het is een dikwijls voorkomend probleem. We komen tot geloof, aanvaarden Jezus, accepteren de vergeving van zonden, en vervolgens gaan we heel hard ons best doen om God te gehoorzamen door ons te houden aan al zijn geboden. Want we willen goede christenen zijn! We vergeten hierbij echter dat niet alleen de vergeving van zonden door geloof wordt ontvangen, maar dat ons hele verdere christen-leven door geloof moet zijn. Dat is immers wat Paulus zegt in Gal.3:11: De rechtvaardige zal uit geloof leven. Het geloof speelt niet alleen een rol aan het begin van ons christenleven. Nee, ons hele leven als christen staat in het teken van het geloof. Dat is de bedoeling: dat we ook voor onze gehoorzaamheid aan Hem, vertrouwen dat Hij het zal doen. En als Hij het doet, hoeven we het zelf niet meer te doen.
Doe je dat niet? Dan wordt het christenleven héél vermoeiend. Een last om te dragen. Immers, je probeert het wel maar je kunt het niet. En hoe frustrerend is het om de schijn naar anderen op te houden. Mij lukt het wel! Ik ben een blije christen. Alles wat ik doe lukt. En dat terwijl je, als je eerlijk zou zijn, zou moeten toegeven: ik ben een bedrieglijke trotsaard. Te trots om toe te geven dat ik het niet kan. Bedrieglijk omdat ik de ander een beeld voorspiegel dat ik niet ben.
Ons wetticisme raakt dan ook de medemens. Niet alleen door onze leugenachtige houding. Er zit namelijk nog een ander lelijk kantje aan wetticisme. Wie streng is voor zichzelf is dat namelijk ook voor de ander. En daarmee komt de veroordeling van anderen al snel om de hoek kijken.
Wettische gelovigen zijn dan ook vaak onaangenaam om mee om te gaan. Mensen die anderen de les lezen. Wel of niet met het belerende vingertje. Mensen die anderen vertellen en leren dat zij het niet goed doen en daarmee uitstralen dat zij van zichzelf vinden dat zij het wèl goed doen. En het wordt nog lelijker als zij datgene wat zij anderen (be)leren zelf niet in de praktijk brengen. Paulus schrijft dan ook in Rom.2:1: Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen.
Want het is en blijft een waangedachte dat jij wèl zelf in staat bent Gods geboden te gehoorzamen, en dat anderen dat niet zijn. Want zo denk je: jij doet je best en anderen moeten dat ook doen! Anders zal God ze veroordelen! Nee, dat is niet het leven uit geloof. Het geloof zegt immers: ik ben niets beter dan de ander. We zijn allemaal vlees verkocht onder de zonde (Rom.7:14) De ander heeft de genade van Christus nodig en ik zelf heb die genade evenzeer (of nog meer) nodig! Als ik een ander zou veroordelen, veroordeel ik daarmee evengoed mezelf! Want ook ik ben een zondaar evengoed als de ander.
Maar….ik mag leven uit geloof! (en de ander mag dat ook). Voortaan vertrouw ik niet meer op mijn eigen inspanning. Geen wetticisme. Maar ik geloof in Hem. Ik geef mijn leven aan Hem en vertrouw erop dat Hij van mij een rechtvaardige maakt. Door zijn Geest. En dat is niet lelijk, maar mooi, omdat het van Hem afkomstig is. En dat mooie dat gun ik een ander ook.
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951