Het klinkt misschien vreemd wat ik nu schrijf, maar de titel van deze overdenking is een uitspraak die wij vaak als gelovigen ten onrechte doen. Het is een soort valstrik waarin je gemakkelijk trapt. Ook ikzelf ben er schuldig aan. Mijns inziens heeft het te maken met het feit dat we als gelovigen vooral vanuit de genade van Christus willen leven, in volle afhankelijkheid van Hem. Op zich genomen natuurlijk een goed streven. Maar wat is dan de valstrik?
Het heeft alles te maken met het moment, de fase in het leven, waarop we deze uitspraak doen. Als je namelijk nog niet gered bent, God en Christus nog niet werkelijk kent, oftewel: wanneer je nog niet in Christus bent, dàn is de uitspraak `ik laat Jezus het voor mij doen` wel zeker op zijn plaats! Ik zeg het nog wat stelliger: het is feest in de hemel als iemand deze uitspraak doet (Lukas 15:10). Als je namelijk als zondaar tot bekering komt, kom je tot besef dat je jezelf niet kunt redden, maar dat het alleen maar kan door het volbrachte werk van Jezus Christus. Je wordt gerechtvaardigd door zijn bloed (Rom.5:1). De slavernij aan de zonde wordt verbroken (Rom.6:18). Je wordt overgeplaatst van het duister naar het licht (Ef.5:8), je wordt een nieuwe schepping (2 Kor.5:17), en door de Heilige Geest heb je Gods kracht in je leven ontvangen (Hand.1:8).
Ik durf zelf te zeggen: als je deze zaken niet kunt beamen voor je leven, dan moet je bij jezelf te rade gaan of je sowieso wel gered bent. Het is namelijk onmogelijk gered te zijn zonder dat je door Hem verlost en vernieuwd bent. En ja, als dit nog niet gebeurd is, roep het dan uit tot Jezus en zeg: Here, wilt u mij redden? Wilt u het voor mij doen?
En het is geweldig om vervolgens te beseffen: ik ben gered! Hij heeft het voor mij gedaan! Om het met de woorden van een kinderliedje te zeggen: toen ik in de put zat, trok Hij mij er uit. Glorie Halleluja, Jezus redde mij. Je bent verlost, vrij, en nieuw.
Maar wat dan? Zoals ik al eerder in mijn overdenkingen heb geschreven, dan verwacht de Here van ons dat we leren te wandelen in gehoorzaamheid. En hier ontstaat het misverstand. Want ook dan zijn we geneigd om te zeggen: ik laat Jezus het voor mij doen. En hoe vroom deze uitspraak ook lijkt. Als je gered en verlost bent, is deze uitspraak, als het om gehoorzaamheid gaat, niet op zijn plaats en ook niet Bijbels.
Hoewel elke vergelijking mank gaat kan je het vergelijken met het herstel van een gebroken been. Je been is gebroken, dus je kan niet meer lopen (de zondaar die leeft in zonde). Je gaat in het gips en daardoor herstelt je been tot dat het gips eraf gehaald wordt door de arts (de verlossing). Vervolgens zegt de arts: nu is je been genezen, en mag je stapje voor stapje weer leren lopen! (gehoorzaamheid). Het zou toch vreemd zijn als je vervolgens antwoordt: dat kan ik niet, wilt u mij maar laten lopen?
Onze situatie vóór onze redding was inderdaad zodanig dat wij niet in staat waren om God te gehoorzamen. We zaten namelijk vastgeketend aan de zonde en Gods wet liet ons dat maar overduidelijk zien. Op alle fronten schoten we tekort. Paulus zegt dan ook in Rom.3:9-10 dat allen onder de zonde zijn en dat niemand rechtvaardig is. Oftewel: iedereen moet door Jezus verlost worden. Niemand kan uit zichzelf God behagen. Daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen. Rom.3:20).
Nà je redding is dit alles echter radicaal veranderd! En juist vanwege deze verandering vraagt God ons om daarnaar te leven. Dit is niet iets wat Jezus nog in ons moet doen. Nee Hij heeft alles gedaan en wij mogen het in ons leven uitleven. Om het met de woorden van Paulus te zeggen: Want gelijk gij uw leden gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de wetteloosheid tot wetteloosheid, zo stelt nu uw leden ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging (Rom.6:19)
In het voorgaande gedeelte (Rom6:1-18) heeft Paulus uitgelegd waarom het onbestaanbaar en vreselijk is als een gelovige zegt bij de zonde te blijven, opdat de genade toeneemt (Rom.6:1). Zijn conclusie komt er in enkele woorden op neer: omdat je één bent met Christus dood en opstanding en je oude mens dood is ( en je dus nieuw geworden bent), daarom moet je ook als nieuw mens leven.
Dit leven als nieuw mens is een leerproces, maar desalniettemin wel een opdracht. Een opdracht van gehoorzaamheid die je alleen maar aankunt als je beseft wat je allemaal in en door Christus hebt ontvangen toen je gered werd. En zo zal het vragen aan Jezus om het voor je te doen stoppen. Immers Hij heeft het al gedaan.
Dan vragen we niet meer: Here wil u in mij bewerken dat ik u ga gehoorzamen? Maar dan zeggen we: Here omdat ik door u bevrijd en vernieuwd ben daarom ga ik u gehoorzamen.
Dan vragen we niet meer: Here, wilt u mij zondaar genadig zijn? Maar dan zeggen we: Here dank u dat u mij genadig geweest bent, daar wil ik voortaan naar leven.
Dan vragen we niet meer: Here wilt u mij heiligen? Maar dan zeggen we: Here omdat U mij geheiligd hebt, daarom ga ik een heilig (apart gezet voor God) leven leiden.
Dan vragen we niet meer: Here wilt u mij kracht geven? Maar dan zeggen we: Dank u Here dat ik door uw Geest alle kracht ontvangen heb die ik nodig heb om datgene te doen wat u van mij vraagt. En ik denk dat een ieder wel voor zichzelf zaken kan bedenken die hij/zij aan de Here heeft gevraagd, terwijl de Here het al lang heeft gegeven.
Dit hele proces van het leren van gehoorzaamheid noemt Paulus in Rom.12:2 een hervormd worden door de vernieuwing van ons denken. Het begint in je denken. Je kunt alleen maar leven als een nieuw mens als je ook beseft en gelooft dat je een nieuw mens bent. Door zijn werk. En wij mogen in ons denken vernieuwd worden. Dus niet langer denken dat je een arme zondaar bent die niet in staat is Hem te gehoorzamen. Maar geloven, vertrouwen op wat Hij gedaan heeft.
Hij heeft je vernieuwd. En jij kunt als een nieuw mens leven. En God zegt tot ons dan ook met de woorden van Paulus: wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, breng dat in toepassing (breng het in praktijk!) en de God des vredes zal met u zijn. (Filippenzen 4:9, de toevoeging tussen haakjes is van mijzelf)
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951