Toen Adam en Eva zondigden, deed de dood haar intrede. Zij werden stervelingen (Gen.2:17). De dood die intrad had twee gevolgen: In de eerste plaats was direct de relatie met God verbroken. Voortaan was de mens gescheiden van Hem die het leven zelf is. Je zou dit het geestelijk gevolg kunnen noemen. In de tweede plaats was er ook een lichamelijk gevolg. De mens werd lichamelijk een sterveling.
De mens stierf. En wel, in zijn geheel. Zijn geest ziel en lichaam, waren voortaan dood door de zonde. De gedachte dat de mens een onsterfelijk deel zou bezitten, een onsterfelijke ziel die niet vatbaar is voor de dood is dan ook onbijbels en is meer verwant aan het Griekse Platonisme dan aan het Bijbels onderwijs. Nee, na de zonde stierf de mens. Helemaal. En, zo zal later blijken, de mens moet ook in zijn geheel, helemaal, weer verlost worden.
De dood die intrede deed, dragen wij allemaal in ons. Je zou kunnen zeggen dat wij de dood hebben geërfd van Adam. Zo staat het in Rom.5:12: Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben;
Zonder de verlossing door Jezus Christus is er dan ook geen leven! Zonder Hem is de mens gescheiden van God. In Efeze 2:5 beschrijft Paulus deze dramatische situatie met de woorden: (…) hoewel wij dood waren door de overtredingen.
Dood, in zijn geheel, lichaam ziel en geest. In hetzelfde vers spreekt hij echter ook van de verlossing: mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden. Oftewel: wij waren dood, maar zijn nu levend!
Toch is hier iets belangrijks wat wij niet mogen vergeten: Als gevolg van de zonde stierf de mens in zijn geheel in één keer. Geestelijk gescheiden van God, lichamelijk een sterveling. De verlossing door Christus gebeurt echter niet in één keer. Wanneer wij door Hem verlost worden worden wij alleen geestelijk verlost. Christus komt in ons wonen door zijn Geest, en onze geest wordt levend voor God. Indien Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid (Rom.8:10).
Niet voor niets beschrijft Paulus ons lichaam met woorden als: lichaam der zonde (Rom.6:6), sterfelijk lichaam (Rom.6:12), lichaam dezes doods (Rom 7:24). In 2 Kor. 5:1 vergelijkt hij het lichaam met een aardse tent die wordt afgebroken. Een treffend beeld, want zoals een tent, bij lang gebruik onderhevig wordt aan slijtage, en er lekkages ontstaan en gaten in vallen, zo vergaat het ook ons lichaam dat met het ouder worden wordt afgebroken, stapje voor stapje, totdat wij uiteindelijk onze laatste adem uitblazen. Nee, ons lichaam is nog niet verlost.
Ons lichaam blijft sterfelijk, aan de gevolgen van de dood onderhevig en zal pas verlost worden op het moment dat de bazuin klinkt, er een lichamelijke opstanding zal plaatsvinden, en de nog levende gelovigen in een oogwenk veranderd zullen worden (1 Kor.15:52).
Voor gelovigen geldt dus, dat onze geest reeds verlost is, één met Christus, dood voor de zonde, levend voor God, overgegaan van de dood naar het leven. Ons lichaam wacht echter nog op de verlossing, soms zelfs zuchtend! Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. En niet alleen zij, maar ook wij zelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting: van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam (Rom.8:22-23).
Wat een geweldig moment zal dat zijn, als datgene wat er in ons inwendige mens, in onze geest gebeurd is, ook lichamelijk totaal zichtbaar zal worden! Het zal daadwerkelijk een openbaar worden der zonen Gods. (Rom.8:19) zijn. Dat wat nu nog verborgen is, zal voor iedereen zichtbaar zijn. Wij zullen met Christus verschijnen in heerlijkheid (Kol. 3:4). Overweldigende heerlijkheid. Wij zullen lichamelijk zijn als Christus, en een lichaam bezitten zoals Hij nu reeds bezit (1 Joh.3:2; 1 Kor.15:49)
Maar nu is dat nog niet zo. En jammer genoeg kan dit soms ook geloofstwijfels met zich brengen. Twijfels die mijns inziens veroorzaakt worden door een verkeerde visie op de verlossing. Want zo denkt men: Jezus verlost mij van de zonde, ziekte en dood, hoe kan het dan dat ik nog ziek ben? Je zou kunnen zeggen dat men de lichamelijke verlossing in de toekomst, al in het leven hier en nu verwacht. En dat kan niet!
Zolang wij op aarde leven leven wij in een onverlost lichaam wat onderhevig is aan alle zwakheden, ziekten, etc, eindigend in de lichamelijke dood. Het moet christenen dan ook niet verbazen dat ook zij ziek kunnen worden! Het is simpelweg een aspect van onze lichamelijke sterfelijkheid. En ja, natuurlijk kan God een wonder doen, door de ziekte te genezen. En ja er bestaat genezing op gebed. Maar zelfs deze genezing zal de sterfelijkheid niet wegnemen! Eén ding staat vast, een mens wordt ouder en zal (tenzij de Here eerder wederkomt) eenmaal sterven.
Deze sterfelijkheid van ons lichaam hoeft ons echter niet te neer te drukken! In de eerste plaats omdat wij een geweldige verwachting hebben! Wij mogen met vreugde uitzien naar het moment dat ook ons lichaam verlost zal worden. Dàn zal iedere ziekte en ieder gevolg van de sterfelijkheid verdwenen zijn. Geen dood meer, geen rouw meer, geen geklaag meer, geen moeite meer (Openbaring 21:4). En wij zullen ook verlost zijn van de (vaak) lichamelijke begeerten die ons verleiden tot de zonde.
En tot die tijd is onze lichamelijke zwakheid een gesteldheid waarin God zijn kracht wil openbaren. En ook dat is positief. Je zou kunnen zeggen: hoe zwakker je lichamelijk bent, hoe heerlijker Gods werk in je leven zichtbaar kan worden. Dit kan door een genezing door God. Zoals de blindgeborene genezen werd opdat de werken Gods in hem openbaar zouden worden (Joh.9:3). Door de ziekte die genezen wordt wordt God kracht in de zwakheid geopenbaard.
Maar het kan ook anders gaan. Je blijft ziek, je blijft zwak, je blijft vermoeid, en toch….word je door God gebruikt om tot zegen te zijn voor anderen, en toch.... ben je een getuige van Hem en straal je zijn blijdschap uit, en toch……ervaar je iedere dag opnieuw dat je in je zwakheid gedragen wordt door Hem, en toch…….kan je de vele momenten opnoemen waarop God zijn kracht openbaarde in jouw zwakheid.
En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. (Rom.8:26)
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951