In het tekstgedeelte van Filippenzen 2:19-30 (debijbel.nl) ontmoeten wij twee mensen die in de dienst van God staan, namelijk: Timotheüs en Epafroditus. Twee medewerkers van Paulus, die hem helpen en bijstaan in de opbouw van de gemeente. Gewone mensen zoals u en ik die ondanks al hun gebreken, toch belangrijk genoeg zijn om door Paulus in zijn brief vermeld te worden. En je zou je kunnen afvragen waarom hij dat doet. Waarschijnlijk is het, omdat de gelovigen aan wie Paulus schrijft door hun voorbeeld het één en ander kunnen leren, wat ook belangrijk is voor hun eigen leven.
Maar ook voor ons, wij die bijna tweeduizend jaar later leven, is het goed om eens stil te staan bij het voorbeeld van die twee. Want Timotheüs en Epafroditus leefden dan wel in een heel andere tijd en omstandigheden dan wij leven. Toch bestaat er één grote overeenkomst tussen hun tijd, en de onze. Namelijk dat God nog altijd bezig is zijn gemeente te bouwen. En hiervoor wil Hij mensen gebruiken, mensen inzetten in zijn dienst. Gewone mensen. En op dit punt aangekomen worden we direct geconfronteerd met een probleem.
Want het is gemakkelijker gezegd dan gedaan, je door God laten gebruiken voor de opbouw van zijn gemeente. Er kunnen zo allerlei tegenwerpingen in je hoofd rondspoken, waardoor je zegt: “maar niet door mij! Laat een ander het maar doen. Want wie ben ik, dat ik iets nuttigs zou kunnen doen?" Of: "ja ik zou wel willen, maar als ik het nu fout doe? Wat dan? Dan sta ik mooi te kijk, en dat risico wil ik toch niet nemen.” En weer een ander zegt: “nee, ik ga niets doen, ik moet eerst eens op orde komen met mijn eigen leven. Je moest eens weten tegen welke problemen ik nog moet vechten in mijn leven. Vaak, ben ik angstig en depressief. Nee, laat een ander het maar doen.”
Verder kan ook de leeftijd nog een rol spelen. Terwijl de één zich misschien al te oud vindt om door God gebruikt te worden, vindt de ander zich misschien nog veel te jong. “Ik zit nog op school, ik moet nog zoveel leren, heb nog maar zo weinig ervaring, zit met nog zoveel vragen. Zou ik kunnen meewerken aan de opbouw van de gemeente?” We moeten ons alleen afvragen, of we onszelf door zulke redeneringen, niet allerlei voorwaarden opleggen, die God niet van ons vraagt.
Laten we eerst eens naar de persoon van Timotheüs kijken. In het boek Handelingen (Hand.16:1-3) lezen we dat Paulus hem voor het eerst ontmoet in Lystra, tijdens zijn tweede zendingsreis. Het klikt meteen tussen die twee, en Paulus vraagt hem dan ook om als medewerker met hem mee te gaan.
Je kan je afvragen wat Paulus nu zo heeft aangetrokken in de persoon van Timotheüs. Want zo’n sterke persoonlijkheid zal hij niet geweest zijn. In de tweede brief aan Timotheüs moet Paulus hem bijvoorbeeld vermanen om zich niet te schamen wanneer hij over zijn God moet getuigen, en om bereid te zijn om ook voor het evangelie te lijden (2 Tim.1:8) Zo’n vermaning geeft ons de indruk dat Timotheüs nu niet de allerdapperste is, als het gaat om het getuigen van zijn geloof.
Ook op lichamelijk vlak is Timotheüs niet één van de allersterksten. Hij heeft voortdurend last van zijn maag, en wordt daarom ook door Paulus aangemaand om af en toe wat wijn te drinken (1Tim. 5:23). Misschien is Timotheüs wel zo’n type mens, die wij in onze tijd zouden betitelen als een zwakkeling. Zeker niet iemand die je een verantwoordelijke taak zou willen toevertrouwen.
En daarbij komt dan nog dat hij ook nog zijn leeftijd tegen heeft. Hij is nog jong. Zo jong, dat de mensen waar hij in de gemeenten mee te maken krijgt op hem neerkijken. “Wie denk je wel dat je bent. Je komt pas net kijken, en zou jij ons ouderen, wij die al zoveel levenswijsheid en ervaring hebben de les willen leren? Nee, daar beginnen we niet aan.”
Maar Paulus schrijft hem dan in de eerste brief aan Timotheüs dat niemand hem juist moest geringschatten vanwege zijn nog zo jonge leeftijd (1 Tim.4:12). Hier in de brief aan de Filippenzen zien wij waarom Timotheüs, ondanks al zijn menselijke zwakheid toch goed bruikbaar is voor Paulus.
Want één ding is duidelijk, hij is dan nog wel jong. Hij kan dan wel op allerlei gebieden wat slap zijn, op één gebied is hij dat in ieder geval niet, namelijk zijn liefde tot de zaak van Christus. Want in zijn hart koestert Timotheüs namelijk een oprecht geloof, een vurige liefde tot de zaak van Christus. Zo vurig dat Paulus over hem zegt: dat hij niemand heeft die zo meeleeft met de gemeente in Filippi, als Timotheüs.
Timotheüs is zo’n voorbeeld dat laat zien, dat het er in de dienst aan God niet om gaat, hoe iemand van nature is, maar dat het er om gaat, wat je van God, in je innerlijke leven, in je geloofsleven van Hem ontvangen hebt. Oftewel: of God door zijn Geest in je leven kan werken. Of je van Hem afhankelijk wil zijn. Denk je het allemaal wel zèlf te kunnen, of wil je je laten dragen door Gods kracht? Daar staat namelijk geen leeftijd op. Het is beschikbaar voor iedereen.
De Naam Timotheüs betekent: eert God. Een naam die exact bij hem past. Want juist vanwege zijn eigen zwakheid is het voor hem zelf duidelijk, maar ook voor de mensen om hem heen: het is niet mijn eigen werk, niet mijn eigen prestatie, maar het is God die door mij heen werkt. Daarom krijgt ook alleen God de eer. Timotheüs heeft door zijn eigen zwakheid geleerd om God te eren. Maar hij heeft ook nog iets anders geleerd:
Juist door zijn eigen moeilijkheden en zwakheid heen, heeft hij geleerd om zich te kunnen verplaatsen en mee te voelen, met de moeilijkheden en zwakheden van anderen. Paulus schrijft dan ook aan de Filippenzen over hem: Want ik heb niemand, die zó eens geestes (met u) is, om uw belangen getrouw te behartigen (Filippenzen 2:20) Voor eens geestes staat hier in de Griekse grondtekst letterlijk: gelijk van ziel, dat wil zeggen: met dezelfde gevoelens en gedachten. Juist door zijn eigen zwakheid, is Timotheüs iemand die zich goed kan verplaatsen in de situatie van anderen. Omdat hij zèlf geleerd heeft om in zijn eigen zwakheid op God te vertrouwen, is hij in staat om dit ook aan anderen te leren, en kan hij ook begrip opbrengen als zij misschien wat hardleers zijn.
Timotheüs is door zijn leven getest en hij heeft de test goed doorstaan. Want ondanks alles heeft hij Paulus niet in de steek gelaten. Als een kind voor zijn vader heeft hij Paulus geholpen in de dienst van het evangelie. Hij is zijn medewerker gebleven, in voor en in tegenspoed. Want hij is dan wel zwak, maar dat mag geen belemmering zijn, want zijn kracht om door te gaan, putte hij niet uit zichzelf, maar uit God die hem wil dragen.
Dit voorbeeld van Timotheüs kan ook ons helpen om op een andere manier tegen onszelf aan te kijken, als het gaat om het dienen van God. Want we kunnen geneigd zijn om de lat voor onszelf nogal hoog te leggen. Je hebt een bepaald ideaalbeeld voor ogen waar je eerst aan moet voldoen wil je iets kunnen betekenen voor God en je medemens.
Maar juist dan is het goed om te beseffen, dat het er in wezen niet om gaat wat jij als mens bereikt hebt. Of wat jij wel allemaal kan. Maar dat het om iets anders gaat: namelijk of God ook in jou leven gewerkt heeft. Of je geleerd hebt afhankelijk te zijn. Of jouw eigen moeilijkheden en zwakheden jou tot Hem gedreven hebben, en of je juist als gevolg van jouw eigen zwakheid, hebt leren meevoelen en denken met anderen.
Ja, maar zo redeneren we misschien. Bij Timotheüs heeft dit misschien wel zo gewerkt. Maar bij mij niet. Integendeel. Ik ervaar helemaal niets van afhankelijkheid van God in mijn leven. Het lijkt er soms wel op alsof Hij mij in de steek heeft gelaten. En…. als dit nog lang gaat duren, dan gaat het helemaal mis met mij. Daarom is het goed, dat we ook kijken naar de andere medewerker van Paulus, Epafroditus.
Epafroditus is de man die als afgevaardigde van de Filippenzen aan Paulus de materiële ondersteuning geeft die hij nodig heeft. Maar terwijl hij daar bij hem is in Rome, gaat het niet zo goed met hem. Paulus schrijft: hij was vol verlangen naar u allen en ook in zorg, omdat gij gehoord hadt, dat hij ziek was (Filippenzen 2:26).
Je zou hier ook kunnen vertalen dat hij intens naar de Filippenzen terug verlangt (smacht) en dat hij depressief is. Wat zal hij mankeren? Het lijkt er wel op alsof hij last heeft van heimwee. Zo sterk, dat hij er uiteindelijk doodziek van wordt. En door zijn ziekte komt hij dan weer terecht in een vicieuze cirkel. Want de Filippenzen hebben het gehoord dat hij ziek is, en dat maakt hem nog depressiever dan hij al is. Want wat zullen ze wel van hem denken? Hij, de afgevaardigde van de gemeente, om Paulus te helpen, zit daar nu in Rome, ziek van de heimwee, depressief.
Hoe zouden wij ons voelen in zo’n situatie? Dan heb je toch het gevoel dat je mislukt bent? Dat je gefaald hebt in het uitvoeren van je taak? Paulus beoordeelt Epafroditus echter op een andere manier. Het gaat hem er niet zozeer om, hoeveel resultaat of nut, Epafroditus voor hem heeft opgeleverd. Want dat is buiten de materiële ondersteuning die hij van de Filippenzen ontvangen heeft inderdaad niet zoveel. Integendeel: Paulus heeft als gevolg van zijn komst droefheid op droefheid, (vers 27) en hij maakt zich grote zorgen om hem. Hij is dus eerder tot een last, dan tot een steun. Toch blijft Paulus Epafroditus zijn medearbeider en medestrijder noemen. En in plaats van dat hij hem terugzendt met de boodschap: ik stuur hem terug, want aan hem heb ik toch niets, schrijft hij iets anders:
Ontvangt hem dan in de Here met alle blijdschap en houdt mannen zoals hij in ere. Want om het werk van Christus is hij de dood nabijgekomen en hij heeft zijn leven gewaagd om aan te vullen wat nog aan uw dienstbetoon jegens mij ontbrak. (Filippenzen 2:29-30)
Voor het ogen van de mensen lijkt het alsof Epafroditus mislukt is. Maar voor Gods ogen is hij dat niet. Want het gaat niet om het resultaat. Maar om zijn motivatie. Want hij is gegaan. Niet voor zichzelf, niet uit eigen belang, maar om Christus te dienen. En daarom moeten de Filippenzen hem hooghouden, hem in ere houden en niet zoals onze wegwerpmaatschappij mensen beoordelen op het profijt wat zij opleveren.
Epafroditus is geen mislukkeling. Integendeel: hij heeft laten zien wat het in de praktijk betekent om de gezindheid van Christus te laten zien. Hij heeft zelfs zijn leven er voor over, om de ondersteuning van de Filippenzen aan Paulus te kunnen brengen. Als het aan hem ligt blijft hij bij Paulus, ook al gaat het zo slecht met hem. Hij gaat dan ook niet uit zichzelf terug, maar hij wordt door Paulus teruggestuurd.
Ook in het leven van Epafroditus heeft God een werk gedaan. Op een andere manier dan bij Timotheüs. Want Timotheüs houdt door de kracht van God stand in zijn zwakheid, terwijl Epafroditus toch steeds meer wegkwijnt en terug moet gaan. Maar dat wil nog niet zeggen dat Epafroditus daarom minder waard is dan Timotheüs. Hier moeten wij de tekst uit Samuël ter harte nemen die zegt: (…) de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan (1 Sam.16:7)
De mens ziet bij Epafroditus alleen maar zijn mislukking. Maar God ziet zijn motivatie om Christus te willen volgen, die van een nog veel grotere waarde is dan het uiterlijk resultaat. Wij als gelovigen die leven in een maatschappij waarin mensen vooral beoordeeld worden op wat zij wel of niet presteren, mogen deze voorbeelden van Epafroditus en Timotheüs ter harte nemen. Want kwam Jezus niet naar deze wereld om juist de zwakken en mislukten een veilige schuilplaats te geven? En heeft God niet een geheel andere maatstaf voor wat succes is, dan dat wij hebben?
Mogen ook wij dan leren om met andere ogen zowel naar onszelf als naar anderen te kijken. Met de ogen van Christus. En hierdoor gaan zien, dat God werkt aan de opbouw van zijn gemeente, maar…..misschien wel op een andere manier en door andere mensen dan wij zouden verwachten.
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951