Het woord, dat van de Here tot Jeremia kwam: Maak u op, daal af naar het huis van de pottenbakker, en daar zal Ik u mijn woorden doen horen. Toen daalde ik af naar het huis van de pottenbakker, en zie, hij was juist bezig een werkstuk te maken op de schijf. Mislukte de pot die hij bezig was te maken, zoals dat gaat met leem in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan weer een andere pot, zoals het de pottenbakker goed dacht te maken. Toen kwam het woord des Heren tot mij: Zal Ik niet met u kunnen doen zoals deze pottenbakker, o huis Israëls? luidt het oord des Heren. Zie, als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand, huis Israëls! Het ene ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal uitrukken, afbreken en verdelgen; Maar bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal Ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht aan te doen. Het andere ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal bouwen en planten; Maar, doet het wat kwaad is in mijn ogen door niet naar mijn stem te horen, dan zal Ik berouw hebben over het goede waarmede Ik had gezegd hun te zullen weldoen. (Jeremia 18:1-10)
De bovenstaande tekst wordt nog wel eens aangehaald als bewijsplaats dat je er zelf in je leven niets aan kan doen of je wel of niet behouden wordt. Hier achter zit de gedachte dat sommigen ( waarbij men dan denkt: de meesten) door God zijn voorbestemd om mislukte potten te worden, terwijl anderen zijn voorbestemd om bruikbare potten te worden. Hier zou je dan als mens helemaal niets aan kunnen veranderen. Immers God is de pottenbakker, en wij slechts het leem. Hij kneedt, en wij ondergaan het. Maar….zo vraag ik me af…is dat nu echt wat de tekst ons leert?
Allereerst is het goed om te beseffen dat Jeremia als profeet optrad vóór de Babylonische ballingschap. In zijn profetieën waarschuwt hij het volk voor het komende onheil wat zal komen indien zij zich niet bekeren. Hoe dit in zijn werk gaat illustreert hij met het beeld van de pottenbakker en het leem. Opvallend is dat het leem in dit geval niet een willoze substantie is, die maar moet ondergaan wat de pottenbakker heeft beschikt. Nee het leem heeft zèlf in handen of het een mislukte pot zal blijven of omgevormd worden tot een bruikbare pot. Nog even hieronder de uitleg die Jeremia (18:6-10) zelf geeft van zijn beeldspraak waarbij ik in het vet gedrukt zelf een paar opmerkingen plaats:
Zal Ik niet met u kunnen doen zoals deze pottenbakker, o huis Israëls? luidt het woord des Heren. Zie, als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand, huis Israëls! (let op: het gaat hier over het volk, en niet over individuen) Het ene ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal uitrukken, afbreken en verdelgen; Maar bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal Ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht aan te doen. (dus: als het volk zich bekeert, dan herziet God zijn voornemen om het volk kwaad te doen en wordt het omgevormd tot een bruikbare pot) Het andere ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal bouwen en planten; (dan wordt er een bruikbare pot gemaakt) Maar, doet het wat kwaad is in mijn ogen door niet naar mijn stem te horen, dan zal Ik berouw hebben over het goede waarmede Ik had gezegd hun te zullen weldoen. (dan is de bruikbare pot toch een mislukte pot gebleken).
Uit het bovenstaande blijkt dus dat het feit dat God de pottenbakker is, in geen geval de menselijke verantwoordelijkheid wegvalt. Alsof de mens een soort willoos vat is waarmee God doet wat Hem behaagt, hetzij ten goede hetzij ten kwade. Nee, in dit stukje zie je eigenlijk dat het volk het kwaad zelf over zich heeft afgeroepen. Het is Gods antwoord op de onbekeerlijkheid van het volk. De soevereiniteit van God blijkt uit het feit dat de mens niets kan veranderen aan het oordeel (onbruikbare pot) wat volgt op de goddeloosheid……..tenzij het volk zich bekeert!. En dan is het weer Gods soevereiniteit om van de onbruikbare pot een bruikbare pot te maken.
Hoewel ik besef dat het in de tekst gaat over Gods handelen met het huis van Israël, wil ik me toch afvragen: wat kunnen we hier persoonlijk uit leren? Ik zelf kom tot de conclusie, dat God in ons leven zijn doel wil bereiken (namelijk: volledige redding) maar dat dit niet omgaat buiten onze eigen keuzes die wij maken in ons leven. In sommige kringen wordt de soevereiniteit (Gods uitsluitende zeggenschap over ons leven) zodanig benadrukt dat zelfs het kwaad wat wij zelf doen aan God wordt toegeschreven. Want zo zegt men: kan ik er wat aan doen dat ik zus of zo doe? Ik ben slechts het leem! God de pottenbakker! Men doet dan alsof de mens een soort marionet is waarvan God de touwtjes in handen heeft. En zo kan men zelf als christen de zonde die men doet rechtvaardigen. Want als God dat zo beslist en beschikt heeft in zijn wijsheid, dan moet dat zo zijn. Men beseft dan echter niet dat men op het zelfde moment God van een enorme onrechtvaardigheid beschuldigt. Want om nog maar even terug te keren naar de tekst in Jeremia: God rukt het volk uit, breekt en het af en verdelgt het vanwege het kwaad dat zij doen (vers 7). Zou God als de pottenbakker dit kwaad wat zij doen zelf veroorzaakt hebben?? Zou God zijn volk straffen voor iets waar zij zelf niets aan kunnen doen?? Dit zou van God wel een zeer onrechtvaardige Rechter maken die de onschuldigen straft. Nee het oordeel wat over het volk komt heeft het zelf over zich afgeroepen.
In ons eigen leven is het niet anders. We zijn geen marionetten die vanzelf doen wat God wil. Nee het leven met Hem stelt ons iedere dag opnieuw voor keuzes die we moeten maken. Ga ik Hem wel of niet gehoorzamen? Soms kan dit veel strijd in je leven geven. Als een wedloop die we lopen waarvan we de finish willen bereiken. Als je blijft op zijn weg mag je er zeker van zijn dat God met je is, en dat je veilig bent in zijn hand, ongeacht de omstandigheden in je leven.
Maar wat als je je van Hem afkeert?? Mag je je dan nog altijd veilig weten in zijn hand? Soms wordt dat zo voorgesteld: God zal altijd voor je zorgen, ook al keer je je van Hem af! De Bijbel (en ook de dagelijkse praktijk van het leven) laat zien dat de bovenstaande redenatie een drogredenatie (vergelijk: Efeze 5:6) is die gelovigen op het verkeerde spoor zet en een valse gerustheid geeft. De hele Bijbel door klinkt de waarschuwing dat gelovigen moet volharden om dicht bij Hem te leven en dat de gevolgen rampzalig zijn indien zij dat niet doen. Gelovige christenen die totaal hun eigen leven verwoesten. Ja, ze bestaan. En sommige durven dan nog God de schuld te geven door te zeggen: waarom heeft u dit gedaan in mijn leven?? Ik denk dat God op dat moment verdrietig antwoordt: je hebt het zelf gedaan…
Maar God is toch liefde zal men zeggen?? Jazeker dat beaam ik met mijn hele hart. Hij heeft ons zijn Zoon Jezus Christus gegeven! Maar als we dat beseffen, dat we vrijgekocht zijn van de zonde dan zou het zeker geen vrijbrief mogen zijn om onze levensstijl niet meer zo serieus te nemen. En zeker niet onder het mom van Hij is toch de pottenbakker? God wil dat we wandelen in liefde tot Hem en onze naaste. En dat kunnen we, want Hij heeft ons door de Heilige Geest hiervoor alle mogelijkheden gegeven.
Liefde en onrecht gaan echter niet samen. Het kwaad dat we als mens aanrichten raakt immers niet alleen onszelf, of God, maar ook onze medemens! Zou het liefdevol van God zijn om het kwaad maar te laten gedijen zonder het rechtvaardig te bestraffen? Nee. Niet voor daders zelf (zij blijven in het kwaad) en niet voor de slachtoffers (hen wordt kwaad en onrecht aangedaan).
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951.