Daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen (Rom.3:20).
Ons gehele leven bestaat tegenstellingen. Kwaad en goed, ziekte en gezondheid, donker en licht, zwak en sterk. Deze tegenstellingen hebben een negatieve en een positieve kant. Dikwijls lijkt het er ook op dat we als mens pas het positieve gaan waarderen als we het negatieve hebben ervaren in ons leven. Als je bijvoorbeeld genezen bent van een ernstige ziekte ga je des te meer je gezondheid waarderen. Mensen die de tweede wereldoorlog hebben meegemaakt hechten vaak een grote waarde aan vrede en vrijheid. Zij weten immers wat het betekent om een oorlog mee te maken en wat het betekent om beperkt te zijn in vrijheid. Mensen die vroeger honger hebben geleden zijn doorgaans heel dankbaar dat er ieder dag een maaltijd voor hun neus staat. En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met het opsommen van leerzame tegenstellingen.
De Bijbel kent ook een tegenstelling. Een zeer leerzame. De tegenstelling van wet en genade. En ook hier geldt: je kan de genade pas echt waarderen als je de wet kent. Jammer genoeg wordt dit wel eens vergeten, en predikt men alleen genade, omdat wij als gelovigen niet langer onder de wet leven, wat op zich genomen natuurlijk helemaal waar is (Rom.6:14).
Als je tot Christus bent gekomen, leef je niet langer onder de wet, maar mag je beseffen dat je volkomen gerechtvaardigd bent door geloof (Rom.5:1). Voortaan mag je weten: al mijn zonden zijn vergeven, en God heeft mij lief in Christus en zijn gerechtigheid wordt mij toegerekend. Geweldig!
Maar hoe komen we tot dit besef? Hoe kan je echt blij worden over alles wat je in Christus uit genade ontvangen hebt?
Zoals ik hiervoor al sprak over wat wij leren door tegenstellingen, zo bestaat er voor de les van genade ook een tegenstelling. En deze tegenstelling is: de wet.
Je kan de genade van Christus pas echt ten volle beseffen als je de wet van God kent. Niet voor niets noemt Paulus de wet dan ook een tuchtmeester tot Christus. (Gal.3:24). Zoals een strenge opvoeder (dus niet de vader) het kind aan zijn hand naar school bracht, om het daar af te leveren, zo worden wij als mens aan de geleidende hand van de wet ook afgeleverd, en wel bij Christus. Hij die ons verlost, bevrijdt, rechtvaardigt.
Zie je nou wel? We zijn toch niet meer onder de tuchtmeester? Dan moeten we het daar toch niet meer over hebben? Inderdaad een gelovige in Christus is niet meer onder de tuchtmeester. Immers hij heeft zijn doel bereikt en voortaan draagt hij Gods wet in zijn hart.
Maar wat, als je nog niet in Christus bent? Wat als je de rechtvaardiging door geloof nog niet ervaren hebt? En wat als je wel gelovig bent, maar het gehele zondeprobleem eigenlijk niet begrijpt? Ja dan heb je de wet als tuchtmeester nodig! Je moet dan immers nog altijd de genade leren kennen door de tegenstelling met de wet.
Hoe werkt dit? Zoals de meesten onder ons wel beseffen is Gods wet zoals geopenbaard in zijn woord heilig, rechtvaardig, en goed (Rom.7:12). Door de wet weet je hoe God wil dat je leeft, namelijk volgens zijn geboden. Als je dit echter als mens gaat proberen, ontdek je iets heel belangrijks, namelijk dat je tekort schiet! Het lukt je niet! Je zegt samen met Paulus: Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven, en het gebod dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn; (Rom.7:9-10)
Als je dan eerlijk bent voel je je schuldig tegenover God. Je ontdekt dat jouw zonden de oorzaak zijn van jouw ondergang, de dood, Je wordt wanhopig en samen met Paulus roep je het uit: Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Rom.7:24).
Dat ellendige besef, is echter de voorbode van iets moois, iets geweldigs. De strenge opvoeder die jou naar school brengt heeft je bijna op school afgeleverd. Je hebt je doel bijna bereikt en als je het bereikt hebt mag je zeggen: Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here! (Rom.7:25) De wet heeft je bij Christus gebracht! En dat willen we toch? Bij Christus zijn? Hem kennen? Eén zijn met Hem? Ja zeker! zullen de meesten van ons beamen.
Maar waarom zijn we dan eigenlijk bang van de tuchtmeester die ons juist bij Christus brengt? Waarom zijn we bang om onze eigen zonden en overtredingen te leren kennen? Want dat is wat Gods wet doet: hoe meer je jezelf aan Gods wet spiegelt hoe groter je zonde lijkt te worden. Hoe groter echter je zonde is hoe groter en geweldiger de genade in Christus is (Rom.5:15-16).
Dit alles is niet alleen van belang voor ons persoonlijk leven, maar met name voor de boodschap die wij verkondigen aan anderen. Wanneer komen mensen tot geloof? Wanneer komen mensen tot Christus? Ook hier blijkt de les van de tegenstelling belangrijk. Begrippen als genade, rechtvaardiging, leven, verzoening, begrijp je pas goed als je weet waar je vandaan komt. Als je de les van de wet hebt geleerd. Als je hebt geleerd dat je zonder Christus veroordeeld bent, in de dood, in vijandschap met God. Als je die les hebt geleerd is het geweldig om thuis te arriveren. Bij Christus. Willen we die moeilijke les ook leren?
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951