Het geloof werd Abraham tot gerechtigheid gerekend. (Rom.4:9)
Bovenstaande uitspraak over Abraham roept bij mij de volgende vraag op: Waarom staat hier dat het geloof tot gerechtigheid wordt gerekend? Het is toch de gerechtigheid van Christus die ons wordt toegerekend? Deze vraag is voor mij de aanleiding om mij hier wat meer in te verdiepen.
De vraag geeft ook aanleiding tot andere vragen. Je kan je bijvoorbeeld afvragen hoe het komt dat Abraham gerechtvaardigd werd door geloof terwijl Christus nog geboren moest worden. Of de vraag hoe het komt dat er ook in de tijd van het Oude Testament sommigen ook rechtvaardig genoemd worden. Blijkbaar is de rechtvaardiging door geloof niet iets wat pas ten tijde van het Nieuwe Testament verschijnt.
Nee ook het Oude Testament, roept op tot geloof, vertrouwen in de Here. En ook in het Oude Testament bestaat de rechtvaardiging door geloof. Zij die in geloof God gehoorzaamden werden beschouwd als rechtvaardigen. Denk bijvoorbeeld aan Noach die rechtvaardig en onberispelijk genoemd werd omdat Hij wandelde met God (Gen 6:9, Hebr.11:7)
En roept Spreuken 3:5 ons niet op: Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. (Spreuken 3:5)?
Geloven is vertrouwen. Je vertrouwen op de Here stellen dat Hij zijn beloften nakomt. God beloont dit vertrouwen, zowel in het Oude als Nieuwe Testament. Abraham bezat dit geloof. In Rom. 4:18-22 beschrijft Paulus dit geloof:
En hij heeft tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden, volgens hetgeen gezegd was: Zo zal uw nageslacht zijn. En zonder te verflauwen in het geloof heeft hij opgemerkt, dat zijn eigen lichaam verstorven was, daar hij ongeveer honderd jaar oud was, en dat Sara s moederschoot was gestorven; maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer, in de volle zekerheid, dat Hij bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen. Daarom ook werd het hem gerekend tot gerechtigheid.
God had Abraham een groot nageslacht beloofd. Hij en zijn vrouw Sara waren echter al hoogbejaard. Ondanks dat feit vertrouwde Hij op Gods belofte. En dat vertrouwen op God werd hem gerekend tot gerechtigheid. Nee, tot nu toe wordt hier niet gesproken van de toegerekende gerechtigheid van Christus. Het is het geloof wat Abraham wordt gerekend tot gerechtigheid. En verderop in het gedeelte blijkt dat dit voor ons als gelovigen niet anders is. Zo zegt Paulus in Rom. 4:23-25:
Echter niet om zijnentwil alleen werd geschreven: het werd hem toegerekend, maar ook om onzentwil, wie het zal worden toegerekend, ons, die ons geloof vestigen op Hem, die Jezus, onze Here, uit de doden opgewekt heeft die is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging.
Welk geloof wordt ons tot gerechtigheid gerekend? Het geloof dat op God vertrouwt. De God die Jezus uit de doden heeft opgewekt.
Ja het geloof blijkt een belangrijke rol te spelen bij de rechtvaardiging. Ik wil het zelfs stelliger zeggen: zonder geloof is er geen rechtvaardiging. Je wordt gerechtvaardigd omdat God het geloof ziet. Als je op Hem vertrouwt, dan maakt dat geloof in Hem je een ander mens. Een mens die Hem welgevallig is. Een geloof dat je niet verandert in een nieuw mens is dan ook geen rechtvaardigend geloof. Immers een geloof zonder zichtbare verandering is een dood geloof (Jakobus 2:17)
Ja maar……wij worden toch niet gerechtvaardigd door iets in onszelf? Het is toch puur genade? Alles is toch door Christus?
Ja zeker! Het geloof dat wij geloven is dan ook niet ons eigen geloof. Wij worden namelijk gerechtvaardigd door het geloof van Christus. Zo staat het in Galaten 2:16 (eigen vertaling): wetende dat een mens niet gerechtvaardigd wordt door werken der wet maar door geloof van Christus Jezus, (zo) geloven wij in Christus Jezus opdat wij gerechtvaardigd worden door geloof van Christus en niet door werken der wet.
Zowel in het Oude als Nieuwe verbond gaat om het geloof. Het grote verschil is de komst van Jezus Christus en zijn geloof. In het Nieuwe verbond is Hij de Leidsman en Voleinder des geloofs (Hebr.12:2)
Toen Jezus Christus op aarde leefde als mens had Hij een onvoorwaardelijk vertrouwen (geloof) in zijn Hemelse Vader. Dit vertrouwen ging zover dat Hij bereid was om te lijden, door iedereen verlaten te worden en te sterven aan het kruis. Hij vertrouwde er op dat zijn Vader Hem uit de doden zou opwekken en zou verheerlijken.
Dit geloof van Christus ontvangen wij wanneer wij tot geloof in Jezus Christus komen. Het is zijn leven in ons. Zijn geloof wordt openbaar in ons doordat zijn Geest (de geest des geloofs, 2 Kor.4:13) in ons woont. Doordat Hij ons is voorgegaan hebben wij deel aan zijn dood, opstanding en verheerlijking. Net zozeer als het geloof van Christus bleek uit zijn gehoorzaamheid aan de Vader, zo is het ook bij ons. Het geloof van Christus wordt zichtbaar door een wandel in liefde. Het is dan ook geloof door liefde werkende
Gal. 5:6: Want in Christus Jezus vermag noch besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof, door liefde werkende.
Waarom is dit allemaal zo belangrijk?
Als we de rechtvaardiging door geloof beschouwen als iets dat slechts buiten ons om gebeurt, lopen we het gevaar dat we als onveranderde mensen denken toch gerechtvaardigd te zijn. In de zin van: het maakt niet uit wat je doet, de gerechtigheid van Christus wordt je toch wel toegerekend. Dat is iets wat de Bijbel niet leert. Nee, als je gerechtvaardigd bent door geloof maakt dit geloof je ook daadwerkelijk een rechtvaardige. Zijn dood is jouw dood, zijn leven is jouw (rechtvaardige) leven geworden. Ja, in die zin is zijn rechtvaardigheid, jouw rechtvaardigheid geworden. En omdat je een rechtvaardige bent geworden mag je voortaan als geliefd kind van God verzoend leven met de Vader als lid van zijn familie. Met het geloof van Christus heb je een onvoorwaardelijk vertrouwen in de Vader. Dan heb je deel gekregen aan het Koninkrijk van God.
Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven. (Rom.1:17)
Voetnoot: Tenzij anders aangegeven, zijn alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.