Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte zou gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar ook voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons allen is, gelijk geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik u gesteld - voor het aangezicht van die God, in wie hij geloofde, die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept (Rom.4:16-17).
Wanneer wij spreken over het nageslacht van Abraham ligt het voor de hand om hierbij in de eerste instantie te denken aan hen die letterlijk van hem afstammen, namelijk het volk dat uit zijn kleinzoon Jakob is voortgekomen, Israël. Toch lezen we in de Bijbel dat er iets bijzonders aan de hand is met het nageslacht van Abraham. Abraham heeft namelijk niet alleen een natuurlijk nageslacht (het nageslacht naar het vlees, Rom.4:10), hij heeft ook een geestelijk nageslacht. En tot dat nageslacht behoort iedereen die het zelfde geloof bezit als Abraham.
En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun de gerechtigheid zou worden toegerekend, en een vader van de besnedenen, voor hen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat (Rom.4:11-12).
Daarom had Abraham ook de belofte gekregen dat hij een vader van vele volken zou zijn (Rom.4:18) en een erfgenaam van de gehele wereld (Rom.4:13). Het is een belofte waarvan Abraham wist dat deze pas werkelijk vervuld zou worden door die ENE die zijn zaad was, namelijk de Christus, de Messias. Jezus zegt het, dat Abraham in geloof uitzag naar die ENE die de belofte zou vervullen: Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd (Joh.8:56).
Het is goed om te beseffen dat een letterlijke afstamming van Abraham je geen voorrecht geeft of een hogere positie binnen Gods familie. Johannes de doper maakt het heel duidelijk: als je geen vrucht voortbrengt, kan je honderd keer van Abraham afstammen, maar het is je niet tot nut.
Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij hebben Abraham tot vader; want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen (Lukas 3:8-9).
Nee, kind van Abraham word je door geloof dat vrucht voortbrengt. Ook al stam je naar het vlees van Abraham af, het is je niet tot nut, als je niet het zelfde geloof hebt dat Abraham bezat. En hierbij maakt God geen onderscheid tussen de joden (Abrahams nageslacht naar het vlees) en de heidenen. Er is geen onderscheid, de Bijbel zegt het ons letterlijk:
gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid (Rom.3:22)
Het geloof, het vertrouwen in God, speelt hierbij zo`n belangrijke rol, omdat juist het geloof iets heel belangrijks zegt, namelijk: ik ontvang Gods belofte niet door mijn eigen inspanning, maar ik ontvang Gods belofte door de genade die Hij geeft. Als je gelooft verwacht je alles van Hem, en niet van jezelf. Het is dan ook belangrijk dat Abraham gerechtvaardigd werd uit geloof voordat God zijn wet had gegeven. Hieruit blijkt wel dat Abraham niet rechtvaardig werd verklaard omdat hij Gods wetten heel goed onderhield. Dan had hij het namelijk toch van zichzelf verwacht, en weten inmiddels wel: niemand kan zichzelf redden. Ook niet door de wet van God te houden.
Nee Abraham geloofde God, en in dat geloof verwachtte hij niets van zichzelf. Hij beschouwde zichzelf zo krachteloos als een dode. Door zijn geloof verwachtte hij alles van het leven, de opstandingskracht van God. Het rechtvaardigend geloof verwacht van God het leven uit de dood.
Abraham geloofde God toen hem een nageslacht beloofd werd terwijl hij en Sara al hoogbejaard waren. Dit is geloof in de overwinning van Gods leven op de dood! Want een hoogbejaarde man en vrouw kunnen toch geen kinderen meer voortbrengen? Maar Abraham keek niet naar de zichtbare ouderdomsverschijnselen die de dood aankondigden. Nee, Hij geloofde God op zijn woord. Hoe mooi is het als over hem gezegd wordt: En hij geloofde in de Here, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid (Gen.15:6)
Ook wordt van hem gezegd dat hij erop vertrouwde erop dat God Isaäk uit de dood zou opwekken, mocht hij hem in gehoorzaamheid offeren. Ook dit is vertrouwen op de overwinning van Gods leven op de dood! (Hebreeën 11:18).
En wij allen, zowel joden als heidenen, mogen Abraham navolgen in dit geloof. Het is het geloof dat alles van Gods werk door Jezus Christus verwacht en niet van zichzelf. Het is het geloof in de overwinning van Gods leven op de dood. Het geloof in de kruisiging en opstanding van Jezus Christus, de ultieme overwinning van God op de dood.
Het is dit geloof dat zegt: “ja, Here ik ben dood door de zonde en kan mijzelf niet redden. Toen Jezus stierf aan het kruis hoorde ik daar te hangen. Ik geloof dat ik ben medegekruisigd. (Rom. 6:6). Maar ik geloof ook in het leven uit de doden! (Rom.11:15). Ik geloof de woorden van Jezus die zegt: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven (Joh.11:25).”
Ja, het geloof in Jezus is als het geloof van Abraham, dat het niet van zichzelf verwacht. Een verstorvene, en ten dode opgeschreven, maar alles verwacht van Hem, die het Leven is.
Beseffen wij nu waarom wij gered worden door geloof en niet door werken? Geloof verwacht alles van God. Hij zelf vervult zijn belofte. Door Jezus die de dood overwon en onvergankelijk leven bracht. We begrijpen nu wel dat het geloof meer is dan het voor waar houden van een aantal geloofswaardheden. Nee, geloof raakt je hele wezen, je IK. Beter gezegd: geloof maakt een einde aan je IK. Als je gelooft, draag je het roer van je levensschip over aan God. Niet voor niets wordt tot geloof komen ook wel omschreven als: je leven aan de Here geven. Als je iets aan een ander geeft draag je het eigendomsrecht over aan de ander. Toegepast op je leven betekent dit dat je leven voortaan van God is. Je bent zijn eigendom geworden. Je oude mens gekruisigd, dood in de zonde, dood voor de zonde, maar voortaan levend voor Hem door Hem die de opstanding en het leven is.
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.