Lasteren of Hem de eer geven?

Gepubliceerd op 28 september 2022 om 13:11

En de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven (Openbaring 16:9)

 In het zestiende hoofdstuk van het boek Openbaring lezen we dat God in de eindtijd door zijn engelen zeven schalen van gramschap laat uitgieten over de wereld. Wanneer de mensen deze verschrikkelijke plagen meemaken zou je toch denken dat de bekende uitspraak: “nood doet bidden” in de praktijk gebracht zou worden. Immers zo denken we: “als je het moeilijk hebt dan zoek je je hulp bij God.” Het tegendeel blijkt echter waar te zijn. In dit hoofdstuk wordt tot driemaal toe de reactie van de mensen beschreven, namelijk: zij lasteren God (Op. 16:9; 16:11; 16:21).

Hieruit blijkt in ieder geval wel dat Gods toorn niet altijd leidt tot bekering. De mensheid blijkt zo verhard te zijn, dat de toorn van God alleen maar de onbekeerlijkheid van de mensen aan het licht brengt. Maar daar wil ik nu niet verder op ingaan. Waar ik wel op in wil gaan, is op het lasteren. Wanneer je dit woord (grieks: blasphemeo) verder onderzoekt op zijn betekenis dan kom je o.a. de betekenis tegen van: kwaad spreken over iemand, iemands naam bevuilen/bekladden.

Je zou dus kunnen zeggen, dat als je God lastert, dat je kwaad over Hem spreekt en zijn naam bevuilt. Je spreekt slecht over God, en geeft Hem een slechte naam.  Dit is dus iets anders dan boos zijn op God, of het moeilijk vinden om iets dat gebeurt te aanvaarden. Nee, lastering gaat verder. Als je lastert, dan wil je God in diskrediet brengen. Hem een slecht imago bezorgen.

En dat is er wat gebeurt in Openbaring 16. Er komen verschrikkelijke rampen over de wereld en in plaats dat de mensen zich bekeren, beginnen zij kwaad te spreken over God. 

In vers 9 is het opvallend dat er bij staat vermeld: God, die de macht heeft over deze plagen. Dit maakt het in ieder geval gelijk duidelijk dat het niet zo is dat de mensen God lasteren door de plagen aan Hem toe te schrijven. De lastering is dus niet: “God laat deze plagen toe”, of: “God doet dit”.  Immers dat is nog waar ook. Hij heeft immers de macht over alles wat er gebeurt, en niets gaat er buiten Hem om. Als je dat erkent geef je Hem juist de eer. 

Nee, hoewel er in de tekst niet staat hoe de mensen God lasteren, heb ik wel zo mijn vermoeden. Immers als je lastert zeg je iets kwaads over iemand, dat hem een slechte naam bezorgt. Wat kan dat zoal zijn? Er zijn verschillende mogelijkheden, d.w.z., manieren waarop mensen God lasteren. Manieren die wij ook in onze tijd kunnen tegen komen.

Men zou bijvoorbeeld God juist kunnen beschuldigen van onmacht. Je beschuldigt God van zwakheid, onverschilligheid tegenover zijn schepping, omdat Hij zogezegd niets zou kunnen doen aan de rampen die over de wereld komen. Ik zeg het met respect: Hij stond er bij en keek er naar.

En dit geeft me het besef dat we soms best voorzichtig mogen zijn in wat wij over God zeggen. Als mensen ons de vraag stellen: “waarom is er zoveel ellende op deze wereld?” Zeggen we dan: “daar kan God niets aan doen”? We bedoelen toch niet dat Hij er als een onmachtige bij staat te kijken er verder niets doet? Nee wij hoeven God niet vrij te pleiten. Het is heel Bijbels om te zeggen dat “God de macht heeft over alle plagen”.

Het is ook de vraag waarom de mensen deze vraag stellen. Kan het niet voortkomen uit onbekeerlijkheid en de wens van de mens om zijn eigen god te zijn met niemand boven hem? De wens om aan niemand verantwoording te hoeven afleggen?

Laten we ons als gelovigen maar niet rekenen onder dit gezelschap. Immers wij beseffen maar al te goed dat God het is die het gehele wereldgebeuren bestuurt en wij beamen de tekst in Jesaja 46:9-10: Denkt aan hetgeen vroeger, vanouds, gebeurde; Ik immers ben God, en er is geen ander, God, en niemand is Mij gelijk; Ik, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen;

Als je God belastert zeg je eigenlijk: “Hij is niet in staat om de zaak onder controle te houden en zijn raadsbesluit te volbrengen”.

Er zijn echter ook ander manieren om God te belasteren. Zo is het mogelijk om wel te erkennen dat God de macht heeft over de plagen, maar Hem daarbij tegelijk te beschuldigen van een slecht motief. Je beschuldigt God van sadisme, alsof Hij er plezier in zou hebben om mensen te pijnigen.

En ook dit toont weer de onbekeerlijkheid van de mensen aan. Immers: waarom laat God deze plagen over de wereld los? Omdat Hij er plezier in heeft? Nee, de tekst geeft een hele andere redenen aan. Het is vanwege de aanbidding van het beest en het beeld (16:2); het is vanwege het vergieten van het bloed van de profeten en de heiligen (16:6); het is vanwege hun werken waarvan zij zich niet bekeren (16:11). Oftewel: de plagen komen over de mensen omdat zij dit verdiend hebben en zich niet bekeren.

De plagen tonen aan dat het woord van Rom.1:18 een waarheid is: Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden. 

Ook het woord het Rom. 2:9 zal eenmaal in vervulling gaan: Verdrukking en benauwdheid (zal komen) over ieder levend mens, die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek; 

Als je onbekeerlijk bent dan wil je dit niet aanvaarden. In plaats dat je berouw hebt over je daden en erkent: “ik heb deze straf verdiend”, zeg je: “God doet dit alleen maar omdat Hij er plezier in heeft om mij te kwellen”. Kortom: je lastert God. Daar willen wij ons als gelovigen toch verre van houden? En daar kan je je als gelovige ook verre van houden! En dit heeft alles te maken met het het geloof in Jezus Christus die voor ons gekruisigd is. 

Immers, als je het kruis begrijpt, verlost dit je van onbekeerlijkheid. Want waarom moest Hij gekruisigd worden? Hij werd gekruisigd omdat Hij de toorn/straf droeg die wij verdienen. Ja al onze opstand tegen God, onze ik-gerichtheid, onze afgoderij, onze eigengerechtigheid, en noem alles maar op wat Gods toorn verdient, het bracht Hem aan het kruis. Als je dit beseft, dan kan het toch niet dat je God belastert vanwege de plagen die Hij over de wereld brengt? Immers je zegt: “we hebben het verdiend”. Dank u Here dat er vergeving en bevrijding is door het kruis van Golgotha.

Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen (Jesaja 53:5-6)

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn, ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.