Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft (Rom.5:10)
Ik ben er ten stelligste van overtuigd dat wij ons door de gehele Bijbel moeten laten onderwijzen, en dat wij ook de gehele Bijbel nodig hebben om te groeien in geloof (zie Rom.15:4). Het is dan ook belangrijk om de Bijbel vanaf het begin tot aan het einde te lezen. Maar als je dan de Bijbel leest, ontdek je wel dat je niet alles wat in de Bijbel staat, in het hier en nu kunt toepassen. Ik wil mij in deze overdenking focussen op een heel belangrijke historische gebeurtenis die als het ware een keerpunt vormt in de Bijbelse geschiedenis: het volbrachte werk van Jezus Christus: zijn kruisiging, opstanding en hemelvaart.
Als het gaat om een indeling van de Bijbel, denken de meeste gelovigen bijna vanzelfsprekend aan het Oude en het Nieuwe Testament. Men denkt dan: “in het Oude Testament was Jezus nog niet gekomen, maar in het Nieuwe Testament wel. Sindsdien is alles veranderd.”
Maar is het zo dat alles al echt veranderd was met de komst van Jezus naar de aarde? Er was veel veranderd, dat wel, immers met zijn komst naar de aarde, is God onder ons mensen komen wonen. Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (Joh.1:14). God was zichtbaar geworden in Jezus Christus. Hij die van zichzelf zei: Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien (Joh.14:9). Elk woord dat Hij sprak was Gods woord. Hij zei dan ook: Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. (Joh.12:49)
Jezus liet ons in zijn aardse leven zien wat het betekent om naar Gods wet en geboden te leven. Het is een leven van liefde tot God en de naaste. Toch moest er tijdens (of beter gezegd: na) dit aardse leven van Jezus nog een verandering gebeuren die nog veel ingrijpender was. Een revolutionaire verandering, namelijk, zijn kruisiging, opstanding en hemelvaart.
Zijn dood aan het kruis heeft een einde gemaakt aan onze zonden en aan onze oude mens. En door zijn dood zijn wij met God verzoend. En Hij leeft nu, en doordat Hij leeft worden wij behouden. Je zou kunnen zeggen dat wij mensen (wij zondaren), die volledig tekort schieten als het gaat om het houden van Gods wet, door zijn werk, een relatie met God krijgen. Met God verzoend! Een herstelde relatie. We maken voortaan deel uit van het huisgezin, de familie van God, en hebben vrije toegang gekregen tot Hem die onze Vader is. Zo lezen we in Efeze 2:18-19: want door Hem hebben wij beiden in een Geest de toegang tot de Vader. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.
Maar deze toegang tot God kregen wij pas toen Hij voor ons stierf. Het was ook op dat moment dat het voorhangsel in de tempel scheurde en er vrije toegang kwam tot de woonplaats van God in het heilige der heiligen (Lukas 23:45).
Even in het kort: voor de dood en opstanding/hemelvaart van Jezus waren wij nog niet verzoend met God en hadden wij nog geen directe toegang tot de Vader. Na de dood en opstanding/hemelvaart van Jezus hebben wij dit wel.
Is dat geen grote verandering? Jazeker! En hier moeten wij dan ook zeker rekening mee houden als we de Bijbel lezen. Altijd moeten we beseffen: ik ben nu verzoend met God en daarom ben ik zijn geliefd kind en heb ik nu door Jezus rechtstreeks toegang tot de Vader.
Vandaag hoorde ik een preek over de tekst in Lukas 13:24 waar Jezus zegt: Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg Ik u, zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen.
De strekking van de uitleg was: doe als gelovige heel hard je best, wees God gehoorzaam zodat je toegang verleend zal worden tot de hemel. Vervolgens werden er allerlei zaken genoemd die wij als gelovigen moeten doen om de toegang te verkrijgen: Hard je best doen, veel bidden, elke zondag naar de kerk gaan, etc. etc.
Ik kreeg een onaangenaam gevoel tijdens deze preek en vroeg me af: hangt het dan toch weer van onze eigen inspanning af of wij wel of niet behouden worden?
Ik durf met stelligheid te zeggen: Nee! Daar hangt het niet van af! Wij worden behouden door genade (Efeze. 2:8) Het is een onverdiend geschenk. En onze goede werken zijn een vrucht van ons geloof. Maar het blijft: onverdiende genade. En waar is in heel dit verhaal de zekerheid van behoud, als het toch weer afhangt van je eigen inspanning?
Wat wil Jezus ons dan leren als Hij zegt: strijd om in te gaan door de enge poort! En wat bedoelt Hij met de opmerking dat velen het trachten maar niet kunnen?
Ik beweer niet hierin het laatste antwoord te hebben, maar het is belangrijk om te beseffen dat op het moment dat Jezus dit zegt de toegang tot God nog niet open was. Jezus was nog niet gestorven en de mens nog niet met God verzoend.
Op dat moment geldt alleen: Wil je toegang tot Gods koninkrijk verwerven is het noodzakelijk dat je je houdt aan Gods gehele wet. Alleen rechtvaardigen mogen binnengaan. Wat was het antwoord op de vraag van de rijke jongeling in Mat. 19:16?: Meester, wat voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven? Het antwoord was niet: geloof in het verzoenend bloed. Nee het antwoord was: indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden.
De weg tot het leven was tijdens Jezus aardse leven nog altijd het onderhouden van Gods geboden. Het leven volgens God wet. Het was een strijd om in te gaan door de enge poort. Een strijd die je als mens bij voorbaat verliest. Want wie is in staat om zich volledig te houden aan elk gebod? De rijke jongeling niet, de Farizeeërs niet, de schriftgeleerden niet, ik niet, wij allen niet. Immers: allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods (Rom.3:23).
Een vrije toegang tot de Vader is pas mogelijk na de dood en opstanding en hemelvaart van Jezus. Door zijn dood is de gebondenheid aan de zonde verbroken. Door zijn opstanding hebben wij het nieuwe leven ontvangen en door de uitstorting van zijn Geest na zijn hemelvaart kunnen wij leven als rechtvaardigen.
Strijden om binnen te gaan? Als het van onszelf afhangt moeten we ons rekenen tot al die mensen die moeten toegeven: “ik tracht het wel, maar ik kan het niet. De poort is me te eng”. Nee, we zijn niet in staat om door onze eigen werken gerechtvaardigd te worden.
Toch biedt Jezus in hetzelfde Bijbelgedeelte hoop: En zij zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods. En zie, er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn (Lukas 13:29-30)
Velen zullen aanliggen in het koninkrijk Gods. Niet door eigen strijd, niet door eigen prestatie. Maar door zijn genade, gebracht door zijn volbrachte werk op Golgotha. Mensen die de laatsten waren, maar door Hem de eersten mochten worden. Verzoend door zijn bloed. Behouden doordat Hij leeft. Voortaan levend in zijn heiligdom.
Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees, en wij een grote priester over het huis Gods hebben, laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water (Hebr.10:19-22).
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.