Het einde van de hoogmoed

Gepubliceerd op 15 november 2022 om 11:58

Maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad. En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at (Gen.3:5-6)

In het bovenstaande vers lezen we hoe de eerste mensen de eerste zonde begaan. We lezen ook wat de motivatie is voor deze zonde: verstandig worden en als God zijn, kennende goed en kwaad. Het was een motivatie die Eva was aangepraat door de slang, gebaseerd op een leugen. Immers God had gezegd: als je van die boom eet zal je sterven! (Gen.2:17). Oftewel: helemaal niet als God zijn! Integendeel: gescheiden van God zijn. Los zijn van Hem die het leven is.

Maar Eva gelooft de leugen. Ze eet van de boom en wordt hierbij gedreven door het verlangen om als God te zijn en even verstandig als Hem te worden. Gedreven door hoogmoed.

Hoogmoed, het lijkt bijna een oerzonde. Het schepsel dat niet wil accepteren dat het geen schepsel is, maar dat gelijk wil zijn aan God, de Allerhoogste. De hoogmoed die zegt: "ik heb God niet nodig, want ik ben zelf als God. Ik als mens bepaal wat goed en kwaad is. Ik ben verstandig genoeg om dit te weten. Dat laat ik me door niemand aanzeggen, ook niet door een God boven mij! Dat bepaal ik zelf wel."

Ja, de hoogmoed gelooft in de mens, de mens zonder God. De goede mens die onafhankelijk bepaalt welke weg hij gaat. De trotste mens. Trots op al het goede dat hij (zonder God) presteert.

We begrijpen wel  wat de reactie is van deze mens als je tegen hem zegt:  “je bent een zondaar, je mist je doel, je hebt het verprutst, je kunt het niet, je bent bankroet, je gaat verloren, je hebt een Redder nodig”!

De reactie is: boosheid! “Hoe durf je me zo te beledigen! Ik, die zo goed mijn best doe en het beste voor heeft met iedereen. Ik die juist zover gevorderd ben op de weg van zelfontplooiing. Ik die geleerd heb op mijn eigen kunnen te vertrouwen. Durf je dat alles in twijfel te trekken?”

Tja, de boodschap van het kruis van Jezus Christus is een aanstoot voor de mens die in zijn eigen goedheid gelooft. Een aanstoot voor de hoogmoedige mens. Immers, het kruis leert ons dat Jezus aan het kruis stierf in onze plaats. Hij stierf daar terwijl wij als mensen deze dood verdienden. Hij droeg de vloek in onze plaats. Wij hoorden daar te hangen. En dat niet vanwege onze goedheid. Maar vanwege ons tekortschieten, ons falen, onze ongerechtigheid, onze zonde. Onze onmacht om als God te zijn!

En misschien zeggen we nu: “Amen, dat geloof ik”! Maar geloven we dit echt?

Er bestaat een manier om er achter te komen of je dit echt gelooft. Het blijkt uit de manier waarop je als christen omgaat met Gods wet. Als je er namelijk van overtuigd bent dat je deze wet zelf kunt volbrengen, denk je nog altijd een beetje dat je als God bent, en het kruis niet nodig hebt. Diep in je hart denk je dat God wel blij met je is, omdat je je houdt aan zijn geboden. Je zegt in koor met de Farizeeër: O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar (Lukas 18:11).

“Nee hoor, dat zal je mij nooit horen zeggen!”  Maar is dat werkelijk zo? We gebruiken dan wel niet de woorden van de Farizeeër, maar op allerlei manieren komt ons Farizeïsme toch aan het licht. Al die momenten waaruit blijkt dat we de zonde van de eerste mensen niet zijn afgeleerd. Die momenten dat we denken, volmaakt als God te kunnen zijn, verstandig, kennende goed en kwaad. Het zijn de momenten waarop we steunen op ons eigen werk, onze eigen goedheid, ons eigen vrome ik.

Op die momenten halen we Gods wet er weer bij, proberen we ons aan alle geboden te houden en zijn er trots op als ons dat al aardig lukt. En in ons hart veroordelen we hen, die zich niet zo gedragen als wij. Maar gaan we dan niet voorbij aan de indringende woorden van de apostel Paulus die ons toch duidelijk leert: Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij (Gal.5:4)? 

Het evangelie van het kruis maakt een einde aan onze hoogmoed. Het evangelie verwacht alles van onze Redder, Jezus Christus. De volmaakte wet van God leert ons dan ook dat wij niet als God zijn,  niet in staat om ons volkomen aan die wet te houden. De wet doet ons de zonde kennen (Rom.3:20). 

De Israëlieten dachten daar nog anders over toen zij Gods wet ontvingen. Zij zeiden éénparig: Alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen (Exodus 19:8). De Bijbelse geschiedenis die volgt kennen we. Een volk dat faalt en dikwijls ongehoorzaam is. Een volk dat net als wij moet leren dat het een Redder, de Messias, nodig heeft.

Nee, de volmaakte wet van God leert ons dat wij onvolmaakt zijn. Niet als God. Niet in staat. Onvermogend. Zondaren. Verloren als het van onszelf afhangt. Als je tot dat inzicht gekomen bent, pas dan ben je verstandig geworden, en roep je het uit samen met Paulus: Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here! (Rom.7:24:25) 

Dat betekent: bevrijd van hoogmoed ben je tot het besef gekomen dat je alles aan Hem te danken hebt. Ja nog altijd wil je volgens Gods geboden leven. Maar nu niet omdat je denkt dat je het wel kunt. Niet omdat je gelooft in jezelf. Nee,  je leeft door het geloof, door het vertrouwen in Hem. En Hij werkt in jou wat je zelf nooit gelukt is en ook nooit zal lukken.

Christus in jullie, de verwachting der heerlijkheid! (Kol.1:27, eigen vertaling).

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn, tenzij anders aangegeven, ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap,  1951.