Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts (Efeze 5:8).
In de bovenstaande tekst zegt Paulus dat wij vroeger (ooit) duisternis waren maar dat wij nu (thans) licht zijn. Geweldig! We zijn licht! Al het donkere is voorbij! Maar als dit waar is, hoe komt het dan, dat we soms leven, alsof we nog altijd in duisternis leven? En met duisternis bedoel ik in dit geval: alles wat niet in overeenstemming is met het licht van God. Alles wat tegen zijn wil in gaat. Alles wat in tegenspraak lijkt met het feit dat wij kinderen des lichts zijn geworden.
Ik denk dat we allemaal wel beseffen wat bij de duisternis hoort, en wat niet in overeenstemming is met het licht van God. De (misschien verborgen) zonden die we doen, de schuldgevoelens die we hierdoor hebben, de angsten die we hebben, onze bezorgdheid, onze depressies, onze slechte relaties…. Ja we kunnen een heel rijtje opnoemen als het gaat om de dingen die ons leven donker kunnen maken.
Maar hoe komt dat toch, dat ons leven soms zo donker is, terwijl Gods woord ons toch zegt dat de duisternis verleden tijd is en dat wij nu licht zijn? Mijns inziens heeft het veel te maken met het feit dat wij in de praktijk van het leven niet daadwerkelijk uitleven wie wij in Christus zijn. In Hem zijn wij namelijk licht. Buiten Hem is en blijft het donker. We moeten ons hierbij de vraag stellen: “geloven wij ook werkelijk dat alles wat wij in Hem zijn, dat deze dingen ook waar zijn?” En met geloven bedoel ik in dit geval: er werkelijk op vertrouwen.
Zoals Abraham God geloofde dat Hij een zeer groot nageslacht zou krijgen, terwijl alle zichtbare feiten dit geloof tegenspraken. Immers hij en zijn vrouw Sara waren al hoogbejaard. Zo schrijft Paulus het in Rom.4:18-20:
En hij heeft tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden, volgens hetgeen gezegd was: Zo zal uw nageslacht zijn. En zonder te verflauwen in het geloof heeft hij opgemerkt, dat zijn eigen lichaam verstorven was, daar hij ongeveer honderd jaar oud was, en dat Sara s moederschoot was gestorven; maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer.
Wanneer wij willen wandelen als kinderen des lichts is het nodig dat wij God geloven (op Hem vertrouwen) zoals Abraham dit deed. Oftewel: niet zien op de zichtbare feiten, of op alles wat wij voelen of alles wat ons geloof tegenspreekt. Maar: zien op wie wij zijn in Christus: Licht!
Beseffen we dat geloven in Jezus meer omvat dan slechts met het verstand te beamen dat Hij op aarde geleefd heeft en aan het kruis is gestorven en daarna opgestaan? Het is meer. Nadat Hij namelijk is opgestaan is Hij naar de hemel gegaan, waar Hij nu is aan de rechterhand van God. Hij leeft. En dit heeft grote gevolgen voor ons gelovigen. Zijn leven maakt ons levend. Zijn positie is de onze geworden. Zijn volkomenheid is ons deel. Alles wat van Hem is, is van ons. Geweldig toch?
Paulus omschrijft het mooi in 1 Kor.1:30-31: Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here.
Eigenlijk zouden we op elk moment dat wij ons in duisternis voelen moeten zien op Hem, die het licht is. Het vertrouwen op Jezus doet de duisternis wijken. Welk probleem het ook is. Ja, zo zal iemand antwoorden: “dat lijkt wel erg gemakkelijk, dan ken je mijn toestand nog niet!”
Het laatste wat ik zou willen is de (soms ernstige) problemen waar gelovigen mee worstelen te bagatelliseren. Het mooie van het evangelie is echter dat het problemen niet bagatelliseert, maar dat het een oplossing aanbiedt. De oplossing is Jezus. We mogen alles van Hem verwachten. En ja, dat te aanvaarden blijkt vaak moeilijk te zijn voor ons mensen die toch vaak (net als Thomas) eerst willen zien en dan pas geloven.
Ja, maar zo zegt iemand. : “ik zit met handen en voeten geketend aan de zonde waar ik maar niet van af kan komen”. Maar wie zegt je dat, dat je nog geketend zit? Je gevoelens? Je ervaring? Je vlees dat je tot zonde verleidt? De satan, de tegenstander van God? Zou het niet beter zijn om te vertrouwen (te geloven) op datgene wat God van je zegt? En Hij zegt: Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is; en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid (Rom.6:17-18). Je bent vrij! Door Jezus. Leef er naar! Of durf je te zeggen dat wat God over je zegt niet waar is? Je gelooft Hem toch?
“Ja maar, dan blijf ik toch maar met dat schuldgevoel zitten door alles wat ik verprutst heb”. Ook voor onze schuldgevoelens is Hij de enige ware oplossing. Immers Hij is onze gerechtigheid geworden. In Hem ziet God ons aan als zonder enige smet of rimpel. Met vrijmoedigheid mogen wij geloven: Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn (Rom.8:1).
“Ja maar, er is nog maar zo weinig veranderd in mijn leven. Het lijkt wel of ik nog altijd dezelfde ben. Alle problemen van vroeger lijken telkens in alle hevigheid terug te keren”. Maar geloof je dan wel datgene wat God over je zegt in 2 Kor.5:17?: Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. Je hoeft niet nieuw te worden. Je bent het reeds! Leef daarnaar.
"Ja maar, het is voor mij toch te hoog gegrepen om mijn naaste lief te hebben. Ik voel vaak alleen maar afkeer van mijn medemens". Maar leef je dan wel vanuit de bron van liefde die God in je hart heeft uitgestort? Immers zo lezen we in zijn woord: en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is (Rom.5:5)
En het bovenstaande geldt eigenlijk voor alles wat duisternis lijkt in ons leven: Als we angstig zijn, mogen we beseffen dat Jezus Christus in ons elke angst overwint. Hij heeft immers alle macht (Mat.28:18). Als we ons terneergedrukt en somber voelen, zien we op Hem die onze blijdschap is (Filippenzen 4:4). Als we ons zwak en gebrekkig voelen, zien we op Hem die onze kracht is (1 Kor.1:24; 2 Kor.12:9) etc.
Je kan je alleen afvragen: willen we ook alles van Hem verwachten of houden we liever zelf de touwtjes in handen? Is dat niet wat het leven uit geloof soms moeilijk maakt? Alles overgeven aan Hem en niet meer op onszelf zien? Toch leert de Bijbel ons: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen (Rom.10:11). Laten we daarop vertrouwen en wandelen als kinderen des lichts. Immers, in Christus zijn wij licht geworden.
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn, tenzij anders aangegeven, ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.