Wie mag bij God wonen?

Gepubliceerd op 24 januari 2023 om 13:52

Wie mag de berg des Heren beklimmen, wie mag staan in zijn heilige stede? Die rein is van handen en zuiver van hart, die zijn ziel niet op valsheid richt, noch bedrieglijk zweert. Die zal van de Here een zegen wegdragen en gerechtigheid van de God zijns heils (Psalm 24:3-5).

Ik denk dat de meeste van mijn lezers wel een antwoord weten op de volgende vraag: “wat is de voorwaarde om later bij God in het nieuwe Jeruzalem te mogen wonen?” Antwoord: het geloof in Jezus Christus en zijn volbrachte werk.

Maar wat bedoelen we hier eigenlijk mee? Bedoelen we: als je in Jezus gelooft worden al je zonden vergeven. Dus daarom mag je de hemel binnengaan? Dit lijkt me een onvolledig antwoord. En hiervan word je je nog meer bewust als je in de Bijbel diverse teksten leest die ons leren dat er meer nodig is. Namelijk: verandering van levensstijl. Niet alleen de bovenstaande tekst uit het Oude Testament leert ons dat maar het is ook de boodschap van het Nieuwe Testament. De apostel Paulus wilt dat zijn lezers er van doordrongen zijn dat onrechtvaardigen Gods koninkrijk niet zullen beërven.  Zo schrijft hij:

Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God (Efeze 5:5). 

Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters zullen het Koninkrijk Gods niet beërven (1 Kor.6:9-10).

De boodschap van het Nieuwe Testament blijkt wat dit punt betreft geheel overeen te komen met de boodschap van het Oude Testament: Wil je Gods koninkrijk binnengaan, dan kan dit alleen als je een rein en rechtvaardig leven leidt. Als je veranderd bent van een zondaar in een rechtvaardige. 

Ik vind het persoonlijk jammer dat in verkondiging nog al eens de nadruk wordt gelegd op de zogenaamde toegerekende gerechtigheid. Hiermee wordt over het algemeen bedoeld: wat voor zonden je in je leven ook gedaan hebt, God vergeeft alles want Hij ziet je aan in Christus. In Gods ogen ben je volmaakt als zijn Zoon. Rechtvaardig, met Hem bekleed (Gal.3:27).

Kwaadwillende mensen zouden hieruit zelfs de conclusie kunnen trekken: “eigenlijk maakt het niet meer uit wat je doet, of je nu zondigt of niet, alles is toch wel vergeven”. Het is de aantijging die de apostel Paulus ook te horen kreeg en waarop hij antwoordt in Rom. 6:1-2: Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?

Hiermee geeft hij eigenlijk al direct een antwoord op de vraag of je als onveranderd mens Gods koninkrijk kan binnengaan. Het antwoord is eenvoudig en duidelijk: volstrekt niet! Waarom niet? Omdat voor hen die in Christus zijn geldt dat zij dood zijn voor de zonde. De zondaar, de onrechtvaardige, degene die zich niets aantrekt van God noch gebod, is gestorven. Met Hem medegekruisigd (Rom.6:6). Als je gelooft, daarop vertrouwt,  dan is dat een feit. Als het geen feit voor je is dan moet je je afvragen: geloof ik wel?

Het geloof in Jezus geeft ons rechtvaardiging door zijn bloed, maar dat kan niet zonder een verandering van levensstijl. Als deze verandering ontbreekt sta je nog altijd buiten en ben je niet behouden. Ja, Jezus redt. Maar waarvan? Denken we bij onze redding alleen maar aan een getekend paspoort ( u weet wel, uit dat oude lied) dat ons de toegang tot de hemel verschaft? Of denken we bij redding aan een verlossing van zonde in het hier en nu?

Het is toch nu reeds dat wij verlost zijn vanuit de duisternis en overgeplaatst in het licht van zijn koninkrijk (Kol.1:13)? En Johannes zegt ons toch: Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet (1 Joh.1:6). Ja maar, zo zegt iemand “dat is toch geen genade meer, als je eerst moet veranderen om toegelaten te worden tot de hemel?”

Het is maar hoe je er naar kijkt. Juist die verandering, juist de bevrijding van de zondemacht, dat is genade! Zelfs nog een grotere genade dan de vergeving van alles wat we fout doen. Immers het is alleen door zijn werk dat wij als andere mensen kunnen leven en door zijn Geest die het in ons werkt. Doordat Hij stierf aan het kruis stierf onze oude mens met Hem. Doordat Hij werd levendgemaakt, werden wij met Hem levendgemaakt (Efeze 2:5). Doordat Hij werd verheerlijkt werden wij met Hem verheerlijkt (Rom.8:30). En als verheerlijkte Heer heeft Hij de Heilige Geest uitgestort. Door die Geest kunnen en mogen wij een nieuw leven leiden. Als zonen (en dochters) van God. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader (Rom.8:15). 

Wat een genade. Niet alleen vergeven, maar ook verlost en bevrijd. Rechtvaardig. Niet uit onszelf, maar alles door Hem.

Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad. Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet (Openbaring 22:14-15)

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn  ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap,  1951.