Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt (Ezechiël 36:26-27)
Ik vraag me soms af: “hoe komt het toch dat het spreken over `geboden’ of “Gods wet’ zo’n weerstand kan oproepen? Mogelijk willen we gewoon niet graag dat anderen ons belerend zeggen wat we wel of niet mogen doen. We willen vrij zijn en elke beperking van onze vrijheid roept weerstand op.
Toch zie je ook dat het spreken over Gods wet weerstand oproept bij gelovigen die de ware vrijheid in Christus hebben leren kennen. Ik vraag me daarom af: bestaat er ook een terechte weerstand tegen het spreken over Gods geboden en Gods wet? Mijn inziens heeft het veel te maken met onze visie op Gods wet. Zolang wij Gods wet zien als een stelsel van regels waaraan wij moeten proberen te voldoen raken wij de weg kwijt. Immers, hoe hard we ook ons best doen, we zullen altijd wel blijven falen. Het lukt ons niet.
Het kan dan ook een enorme opluchting zijn als je de genade van God ontdekt en beseft dat je niet behouden wordt door werken der wet maar door het volbrachte werk van Jezus Christus door zijn genade alleen. De heilige Geest is in je hart uitgestort en je ontvangt van God een nieuw vlezen hart. En die vrijheid laat je je niet beroven door iemand die jou toch weer probeert de wet op te leggen. Maar is dit echt zo, dat het houden van Gods wet automatisch een beperking van vrijheid betekent?
In de tekst boven deze overdenking uit Ezechiël lezen we met de woorden van het nieuwe verbond wat er met ons gebeurt wanneer wij door genade verlost worden. God verandert ons. Hij vernieuwt ons binnenste en, let op: Hij maakt dat wij naar zijn inzettingen wandelen en naarstig zijn verordeningen onderhouden (zie Ezechiël 36:27).
Wat mij opvalt in deze tekst dat de Here zelf hier de handelende persoon is. Hij maakt dat wij volgens zijn wet gaan leven. Hieruit kan je de conclusie trekken dat het leven volgens Gods wet ook een geschenk van God is. Genade! Oftewel: het leven volgens Gods wet is niet in strijd met de genade. Nee, ook het leven volgens Gods wet is genade.
Als je de Here hebt leren kennen zal dit ook je ervaring zijn. Je bent veranderd. Een nieuw mens geworden, met nieuwe verlangens. Voortaan verlang je ernaar om naar zijn wil te leven. Liegen? Nee, dat wil je niet meer. Stelen? Uitgesloten. Haten? Nee je hebt je naaste lief etc. Hoe dankbaar mogen we zijn dat God dit in ons werkt door ons een nieuw hart te geven. Tja, en dan ontmoeten wij iemand die ons Gods wet wil voorschrijven. We horen wat we allemaal wel of niet mogen doen. Misschien komt onze weerstand wel voort uit de manier waarop het ons gezegd wordt. Dat kan verschillend zijn:
De één zegt: “je moet je aan de gehele wet houden anders kan je Gods koninkrijk niet binnen gaan”. Het is begrijpelijk dat deze uitspraak weerstand oproept immers, de Bijbel leert ons toch: Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus (Rom.3:23-24). Hangt het dan toch weer van onze eigen inspanning af of wij wel of niet behouden worden? Nee, dit zou in strijd zijn met het principe dat wij door genade behouden worden.
Een ander zegt tegen ons: “ja, je wordt door genade behouden maar God eist van jou dat je je geloof bewijst door je aan Gods wet te houden”. Ook dit kan weerstand oproepen. Begrijpelijk, want dit zou betekenen dat God ons alleen genade geeft voor de start van ons nieuwe leven maar dat we voor ons verdere geloofsleven van onze eigen inspanning afhankelijk zijn. Onze redding is dan wel geen loon naar werken, maar we moeten wel achteraf met onze werken betalen voor onze redding.
Wat me hierbij ook stoort is de veronderstelling dat we als het ons niet bevolen zou worden, dat we het dan ook niet zouden doen. Alsof we God niet zouden willen gehoorzamen als niemand het ons zou bevelen.
Tja, maar (ik neem maar een voorbeeld) het is toch alleen tegen kleine kinderen dat je moet zeggen dat zij hun nieuwe kleertjes niet vuil mogen maken? Dat hoef je volwassenen toch niet te vertellen? Zij zorgen er vanzelfsprekend voor dat hun nieuwe kleren schoon en netjes blijven. Je hoeft een zoon (of dochter) van God toch niet te vertellen dat hij Gods naam door zijn gedrag niet mag onteren? Dat weet een kind van God toch door de heilige Geest die in hem woont?
Eigenlijk komt het er op neer, dat de verplichting aan gelovigen om Gods wet te houden er van uit gaat dat dat dezelfde gelovigen dit zonder deze verplichting niet zouden doen. Het komt op het volgende neer: als niemand de gelovigen verbiedt om te zondigen, dan gaan ze helemaal los.
Maar dit zou je toch alleen verwachten van hen die God niet kennen en leven volgens eigen verlangens en inzicht? Dit kan je toch niet zeggen over gelovigen? En wat doen we dan met de tekst: Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt (Ezechiël 36:27)? En leert Paulus niet hetzelfde als hij zegt in Rom. 6:17-18: Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is; en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid.
Nee, niemand hoeft je te verplichten om Gods wet te houden. Want ook al zou niemand het je verplichten: je doet het van harte! Gelovigen in Christus hebben Gods wet van harte lief. En dit is hen van God gegeven. Genade! Zij zeggen met de psalmist: Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag (Psalm 119:97).
Wanneer de Geest van God in je woont, verlang je ernaar om naar zijn wil te leven. Van harte. Ja maar: “ als het zo zit kunnen we toch maar beter tegen gelovigen zwijgen over Gods wet? Zij houden Gods wet toch wel automatisch?”
Nee, ik zal de laatste zijn die dat beweert. Immers, al gaat het niet om een verplichting of tegenprestatie, als gelovige verlang je er naar om steeds meer bewust te worden van Gods wil voor je leven. Paulus bidt voor de gelovigen: Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God.
Als je als gelovige naar Gods wil wilt leven, is het nodig om zijn wil steeds beter te leren kennen. Hoe beter je zijn wil kent, hoe meer je Hem waardig kunt wandelen. En ja, Gods wil kennen wij door de wet. Je kunt het grondwoord in het Oude Testament voor wet (Thora), ook vertalen door: onderwijzing. Als je onderwezen wordt in Gods wet betekent dit niet dat er een prestatie van je verwacht wordt om jezelf te redden. Het betekent ook niet dat je een tegenprestatie moet leveren om je geloof te bewijzen. Nee, het betekent dat je steeds meer leert wat God in genade aan jou gedaan heeft. Hij heeft je een nieuw hart gegeven en door de onderwijzing leer je wat het inhoudt om naar zijn geboden en zijn wil te leven.
En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, gelijk gij het van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen (2 Joh.1:6).
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.