Wie tot de schuldige zegt: Gij zijt onschuldig, hem zullen volken vloeken natiën zullen hem verwensen, Maar hun die recht oordelen, gaat het goed, over hen komt de zegen van de voorspoed (Spreuken 24:24-25)
In de bovenstaande tekst staat voor het woord ‘schuldige’ in het Hebreeuws: ‘goddeloze’. Voor het woord ‘onschuldige’ staat letterlijk: ‘rechtvaardige’. Je kunt deze tekst daarom ook als volgt lezen: Wie tot de goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig, hem zullen volken vloeken, natiën zullen hem verwensen, Maar hun die recht oordelen, gaat het goed, over hen komt de zegen van de voorspoed.
Hoe zouden we denken over een rechter die ondanks de bewezen feiten een schuldige (goddeloze) onschuldig (rechtvaardig) verklaart? We denken dan toch dat zo`n rechter op zijn zachts gezegd zijn werk niet goed doet? Je laat een misdadiger toch niet vrij? En wat te denken van de slachtoffers? Moet hen geen recht gedaan worden? Maar dat niet alleen: als je in de Bijbel leest dan weet je toch dat God zo`n manier van rechtspreken afkeurt? Immers voor God geldt: Hij zal een ieder vergelden naar zijn werken (Rom.2:6). En zo wil God dat rechters ook rechtvaardig rechtspreken. Dat wil zeggen: de schuldige moet veroordeeld worden en de onschuldige vrijgesproken.
Maar, zo kan je je afvragen, is het dan eigenlijk niet vreemd, dat wij als gelovigen soms zeggen dat God schuldigen wèl vrijspreekt? We kennen wel uitspraken als: “Gods liefde voor de zondaar is zo groot dat, wat je ook gedaan hebt, God je toch vrijspreekt. En je hoeft hier niets voor te doen. Je hoeft alleen maar te geloven”. Maar is deze uitspraak als je hem helemaal op zichzelf beschouwt wel waar? Wat bedoelt men bijvoorbeeld met “je hoeft alleen maar te geloven”? Bedoelt men hiermee: je hand op steken in een evangelisatiesamenkomst, waarmee je “ja” zegt tegen Jezus? Of bedoelt men met geloven slechts het voor ‘waar` aannemen van de Bijbelse boodschap?
Dikwijls wordt (terecht) als bewijstekst voor de rechtvaardiging door geloof de tekst uit Rom. 4:5 aangehaald: Hem echter, die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid. Jammer genoeg laat men de tekst soms iets zeggen wat het niet bedoelt. De redenatie is dan: Ook al leef je goddeloos en ben je dus een goddeloze, als je gelooft in Jezus, en verder niets doet, dan ben je gered. Ook al blijf je goddeloos. Want het gaat God niet om wat je doet maar of je gelooft.
Bij zo`n uitleg heeft men echter vergeten om te kijken naar het vervolg op de Bijbeltekst: gelijk ook David de mens zalig spreekt, aan wie God gerechtigheid toerekent zonder werken (Rom.4:6). Paulus verwijst hier naar de vergeving die David ontvangt na schuldbelijdenis in Psalm 32:1-2: Van David. Een leerdicht. Welzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is; Welzalig de mens, wie de Here de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.
Opvallend zijn wel de verzen 10-11 van dezelfde psalm: Talrijk zijn de smarten van de goddeloze, maar wie op de Here vertrouwt, die omringt Hij met goedertierenheid. Verheugt u in de Here en juicht, gij rechtvaardigen; jubelt allen, gij oprechten van hart. Zolang de goddeloze goddeloos blijft zijn z`n smarten talrijk. De rechtvaardigen echter mogen zich verheugen in de Here.
Denken we nu echt dat het bij de rechtvaardiging van de goddeloze uit Rom. 4:5 het niet uitmaakt wat je doet of hoe je leeft? Nee, het geloof van de goddeloze betekent dat de goddeloze (net als David), zich bekeert, berouw heeft over zijn zonden en voortaan een rechtvaardig leven leidt. De gerechtvaardigde goddeloze is niet langer een goddeloze. Voortaan leeft hij een leven in geloof en is gehoorzaam aan God. Hij is rechtvaardig geworden.
Soms zijn we ons als gelovigen niet bewust van onze vreemde manier van denken en spreken. Vaak is dit het gevolg van bepaalde leerstellingen of dogma`s die wij misschien al heel ons leven geleerd hebben. Eén zo`n leerstelling is de zogenaamde toegerekende gerechtigheid. Wanneer we deze onjuist uitleggen krijgen we een opvatting als: God verklaart je rechtvaardig door wat Jezus gedaan heeft, ook al ben je dat niet; ook al ben je goddeloos. Maar lijkt dit niet een beetje op de tekst boven deze overdenking: de schuldige onschuldig verklaren? En zegt ons gezond verstand ons niet dat een rechter de beklaagde alleen maar mag vrijspreken, als de beklaagde daadwerkelijk onschuldig is?
Toch zeggen we, als het om het geloof gaat, dat God de schuldige vrijspreekt en onschuldig verklaart. Ook al bewijzen de feiten het tegendeel. En dit is toch wel in strijd met de tekst uit Exodus 34:7 waar over God gezegd wordt: (...) maar [de] [schuldige] houdt Hij zeker niet onschuldig, of de tekst uit 1 Kor.6:9 die zegt Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Om deel te krijgen aan het koninkrijk van God, is het nodig dat je rechtvaardig bent.
Zou het niet kunnen zijn dat God de gelovigen in Christus rechtvaardig verklaart, omdat zij door het werk van Jezus Christus ook daadwerkelijk rechtvaardig zijn geworden? Omdat de gerechtigheid die wordt toegerekend er door Jezus Christus ook daadwerkelijk is? Het is toch niet voor niets dat Paulus in de brief aan de Romeinen benadrukt dat wij zondaren en vijanden waren toen Christus voor ons stierf (Rom.5:8,10). Eenmaal door Hem gerechtvaardigd zijn we dat niet meer (Rom.5:10). Wij zijn met God verzoend. De relatie is hersteld. God heeft geen herstelde relatie met zondaren of vijanden. Nee, zijn relatie is met rechtvaardigen en vrienden. Huisgenoten Gods! (Efeze 2:19)
Wanneer het om onze redding door Jezus Christus gaat wordt dikwijls het accent gelegd op de vergeving van zonden die wij ontvangen door zijn bloed. De gedachte is dikwijls dat God, doordat wij met Christus bekleed zijn (Gal.3:27) onze zonden niet meer ziet. Ze bevinden zich immers onder het kleed (Christus). Het blijft dan echter wel vreemd dat op talrijke plaatsen de gelovigen gewaarschuwd worden om niet langer in zonde te leven. (bv Efeze 5:5). Je zou toch denken dat wij ons niet druk hoeven te maken omdat al onze zonden onzichtbaar zijn geworden onder de bedekking? En wat heeft het voor zin om zonden te belijden die God toch niet meer ziet?
Wij zijn echter niet slechts met Christus bekleed. Hij woont en leeft ook in ons (Gal. 2:20). En dat betekent een enorme verandering van levensstijl. Je verandert van zondaar in een rechtvaardige. Van vijand in een vriend van God. En dat alles door Hem, Jezus, die jou verlost en in je leeft. Ja het is door geloof. Want je vertrouwt Hem dat Hij dit in jou doet, en daar leef je naar. Dan ben je een rechtvaardige geworden. En omdat de feiten (de verlossing door Jezus) dit bewijzen verklaart/rekent God jou als rechtvaardig. Niet omdat je het niet bent, maar omdat je het door Jezus Christus wèl bent. En je zou toch zeggen dat dat niet anders kan? Immers, je bent niet alleen in Christus de rechtvaardige, Hij is ook in je. Christus is alles. Je hebt de volheid ontvangen in Hem. Hij volmaakt alles in allen (Efeze 1:23). Begrijpen we dat dit héél ver afstaat van de gedachte dat het ‘eigenlijk niet uitmaakt hoe je leeft als je maar gelooft’?
Geloof mogen we nooit loskoppelen van gehoorzaamheid. Het ultieme geloof zien we bij Jezus toen Hij als mens leefde op aarde. Hij geloofde (vertrouwde) volkomen op de Vader, en daardoor kon Hij de weg gaan van vernedering tot de dood aan het kruis. Immers Hij vertrouwde de Vader dat Hij Hem zou opwekken uit de doden. Dit geloof wordt in de Bijbel het geloof van Jezus Christus genoemd. In de oude Statenvertaling zien we dit geloof van Jezus Christus op diverse plaatsen vermeld (bv. Gal. 2:16). Het was een geloof dat direct zichtbaar werd door de gehoorzaamheid. Jezus leefde dan ook een volmaakt rechtvaardig leven en hield zich volkomen aan Gods wet. Voor Hem golden zeker de woorden uit Psalm 37:3: Vertrouw op de Here en doe het goede, woon in het land en betracht getrouwheid.
Jezus was zijn Vader getrouw tot de dood, en Hij deed altijd het goede. Dit geloof wil Hij in ons gelovigen uitwerken. Immers Hij is de Voleinder des geloofs (Hebr.12:2). Hij is ons voorgegaan en in hetzelfde geloof mogen wij Hem volgen. Zijn geloof in ons. Geloof dat vertrouwt op God en Hem gehoorzaamt. Dat geloof maakt ons rechtvaardig en wordt ons gerekend tot gerechtigheid. Wij danken Hem voor zijn genade. Niet langer schuldig, Maar onschuldig. Vrijgesproken door Hem die in ons woont.
Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid
en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te
maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken (Titus 2:11-14)
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn, tenzij anders aangegeven ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951