Want zelf verhalen zij van ons, hoe wij bij u ontvangen zijn en hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen, en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus, die ons verlost van de komende toorn (1 Tes.1:9-10)
In het tekstgedeelte van 1 Tes.1:1-10 (debijbel.nl) schrijft Paulus over de Tessalonicenzen dat over hen het een ander verteld wordt. Je zou kunnen zeggen het gaat rond als een lopend vuurtje. Niet alleen bij de gelovigen in Macedonië en Achaje, maar overal is het bekend: geweldig wat er daar aan de hand is in Tessalonici. Ze hebben zich van de afgoden bekeerd, ze zijn de enige ware levende God gaan dienen en zij wachten met reikhalzend verlangen op de terugkeer van Jezus Christus.
In deze overdenking wil ik daar bij stilstaan: de terugkeer, of de wederkomst van Jezus Christus uit de hemel. En ik wil onszelf daarbij de vraag stellen: verwachten wij Hem ook terug?
Misschien is de verwachting van zijn wederkomst een beetje in de vergetelheid geraakt, maar beseffen we dat de verwachting van zijn wederkomst ten volle deel uitmaakt van het christelijk geloof? Immers dat belijden wij als kerken als we de apostolische geloofsbelijdenis lezen. We zeggen dan met ons hart:
opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader, vanwaar Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden;
Vanwaar Hij zal komen. Geloven we dat Hij terugkomt, of nog belangrijker: verwachten wij Hem ook? Het woord wat Paulus gebruikt voor verwachten, zou je ook kunnen vertalen met: opwachten. Naar deze vertaling gaat mijn voorkeur uit. Het lijkt een klein verschil in vertaling, maar is wel een belangrijk verschil. Ik zal u dit proberen uit te leggen aan de hand van een voorbeeld:
Als ik hoop dat één van mijn vrienden mij bezoekt, kan het zijn dat ik daar op wacht, zonder dat dit gebeurt. Ik wacht en wacht maar nee hoor, mijn vriend laat niks van zich horen en op een gegeven moment geef ik het wachten op. Ik heb tevergeefs gewacht en er is niets gebeurd.
Op deze manier wachten ook vele gelovigen op de wederkomst van Christus. Ze denken diep van binnen: “We wachten al zolang op zijn terugkeer, en er gebeurt maar niets, de wereld wordt alleen maar slechter en rotter. Nee ik heb het opgegeven. Als Hij nog terugkeert, en daar heb ik zo mijn twijfels over, zal ik het wel niet meer meemaken”.
En deze twijfels, die zijn niet nieuw. In de tijd van de apostel Petrus werd de gedachte van de wederkomst van Christus zelfs belachelijk gemaakt. Er werd de spot mee gedreven. Zo lezen we het in de tweede brief van Petrus. De spotters zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is (2 Petrus 3:4).
Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Als je tegenwoordig zegt dat je Jezus Christus terug verwacht word je al snel uitgemaakt voor fanatiekeling. Dan heb je zogezegd een overspannen toekomstverwachting. “Komt Jezus terug? Nou dat zeiden ze honderd jaar geleden ook al. Maar er gebeurt niets. Het is toen niet gebeurd en het zal straks ook niet gebeuren. We hebben het wachten opgegeven. Het kan nog wel duizenden jaren duren”.
Maar dit is niet de manier van wachten van de Tessalonicenzen. Nee, zij waren Jezus aan het opwachten. Als je iemand opwacht, dan is dat heel wat anders. Als je met een vriend een afspraak heb gemaakt dat hij vandaag bij je op bezoek zal komen, dan wacht je hem op . Je weet: hij kan ieder moment voor de deur kan staan. Je zorgt ervoor dat je huis netjes is opgeruimd, je zet alvast wat koffie, je zorgt ervoor dat je netjes gekleed bent, en af en toe kijk je uit het raam of hij er al aankomt.
Dit is het soort wachten dat hoort bij de wederkomst van Jezus. Want wij weten dan wel niet wanneer Hij zal komen. Niemand weet dag of uur. Alleen God de Vader weet dit. Maar dat Hij zal komen dat is zeker. En Hij wil dat we Hem opwachten. Dat we gereed zijn als Hij komt.
Waarom is het zo belangrijk om niet slechts te wachten op de terugkeer van Jezus, maar Hem daadwerkelijk op te wachten? In de eerste plaats verandert het je hele visie op het leven. Als je Hem opwacht ga je anders tegen alles wat er in je leven gebeurt aankijken. Je gaat alles zien vanuit een ander perspectief. Achter alles wat gebeurt, of wat we denken of zeggen, kan je de volgende woorden toevoegen: maar Jezus komt terug!
Misschien denken we wel:
"Ik heb het nu moeilijk en ik vind het leven zwaar…maar Jezus komt terug en Hij zal alles goed maken."
"Ik heb nu veel vragen…maar Jezus komt terug en dan zal ik antwoord krijgen op al mijn vragen."
"Ik voel me eenzaam…maar Jezus komt terug en dan zal ik nooit meer alleen zijn."
"Ik kwakkel met mijn gezondheid…maar Jezus komt terug en dan zal ik een nieuw en verheerlijkt lichaam ontvangen."
"Ik ga gebukt onder al het onrecht wat in deze wereld gebeurt….maar Jezus komt terug en Hij zal alles rechtzetten en rechtvaardig oordelen."
En noem maar op, alles waar we over tobben. Ons getob vervaagt bij de heerlijke gedachte aan de wederkomst van Jezus.
Ja maar, zo zegt iemand: “ik ben al oud. Ik denk echt niet dat ik de wederkomst tijdens mijn leven nog meemaak. Ik zal vast wel al vóór die tijd sterven.” Maar vergeten we dan niet dat ons moment van sterven voor ons de wederkomst alleen maar dichterbij brengt? Je zou kunnen zeggen dat voor een iedere gelovige die overlijdt, het moment van de wederkomst aanbreekt. Tenminste zo schrijft Paulus het in dezelfde brief:
want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen (1 Tess.4:16-17)
Juist als je al op leeftijd bent, als je weet dat je niet meer zolang zal meegaan op deze aarde, juist dan weet je dat je zijn wederkomst spoedig zal meemaken. Immers als gestorvene zal je opstaan in een nieuw verheerlijkt lichaam en zo zal je altijd bij de Here wezen.
Het zijn misschien moeilijke zaken om te vatten. Toch hoort deze heerlijke verwachting bij ons geloof in de opgestane Heer. Je mag Hem opwachten. Of je nu oud bent of jong.
Als je Hem opwacht verandert dit niet alleen je visie op het leven, als het goed is verandert het ook je eigen manier van leven. Immers, als je Hem opwacht dan wil je toch dat je zaakjes op orde zijn? Tijdens mijn godsdienstlessen, kwam in de lessen wel eens te sprake wat je als jong-gelovige nu wel of niet mocht doen. Mag ik s`avonds, (of tegenwoordig `s nachts) op stap gaan met mijn vrienden? Mag ik dan naar de discotheek?
Ik zei dan tegen de leerlingen: Als je dan op stap bent. En op dat moment komt Jezus terug. Zou je dan blij zijn? Of zou je je schamen over de manier waarop je bezig bent? En zo kunnen we onszelf de vraag stellen: als Jezus terugkeert, schamen we ons dan? Of zijn we blij dat Hij er eindelijk is, omdat we gereed zijn voor zijn komst.
De Tessalonicenzen, zij waren gereed. Dat blijkt uit wat er over hen gezegd werd. Over wat rond ging als een lopend vuurtje: Want zelf verhalen zij van ons, hoe wij bij u ontvangen zijn en hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen (1 Tes.1:9).
Zij hadden zich bekeerd van de afgoden tot God, en zij dienden de levende en waarachtig God. Ja, bij het opwachten van Jezus. Het wachten op zijn terugkeer, is geen plaats voor afgoden. Afgoden? Maar die aanbidden wij toch niet? Wij hebben toch geen beelden in ons huis staan waarvoor we wierook opbranden? Nee, beelden niet. Maar het begrip afgod, kan je ook ruimer zien. Het zit hem al in het woord: af-god. Onder een af-god kan je verstaan alles wat je van God afhoudt. Alles waardoor je Hem niet langer opwacht maar waardoor je geconcentreerd bent op andere zaken.
Zo kan bijvoorbeeld je geld je afgod zijn. De Mammon, de god van het geld, en we weten wat Jezus erover zegt: Niemand kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon (Mat.6:24).
Maar niet alleen het geld. De wereld zit vol met afgoden. Allerlei zaken die ons van God aftrekken of zaken die wij zelfs in de plaats van God stellen. Het kan zelfs zo zijn dat andere mensen onze afgoden zijn. Het Griekse woord voor afgod zegt het al: eidool (denk aan: idool). Oftewel: wanneer je idolaat bent van een ander mens, dan zouden de alarmbellen moeten gaan rinkelen. Want de Here wil dat we Hem liefhebben boven alles. We zijn geen mensenbehagers. Hem willen wij gehoorzamen en dienen.
Bij het je afkeren van de afgoden hoort dan ook onlosmakelijk: de levende en waarachtige God dienen. Hij is de Enige die het waard is om als God gediend te worden. Voor dienen staat hier een grieks woord (douleuo) dat ook vertaald kan worden met: slaaf zijn. Het klinkt misschien wat minder aangenaam, dat woord slaaf, maar dat is toch echt wat er staat. Slaaf zijn is ook veel minder vrijblijvend dan dienen. Als je slaaf bent, heb je te maken met een Heer, wiens eigendom je bent geworden
Als je een gelovige in Christus bent, als je je van de afgoden hebt afgewend, dan ben je voortaan een slaaf geworden van de levende en waarachtige God. Je bent zijn eigendom. Gekocht en betaald.
En die gedachte dat je door Hem gekocht en betaald bent hoeft je niet te beklemmen. Want God is geen harde Meester. Nee, als onze Heer is Hij tegelijkertijd onze liefhebbende Vader. Een Vader die goed voor zijn kinderen zorgt en zijn kostbaar bezit door niemand laat roven. Slaaf zijn van Hem betekent dan ook veiligheid. Veilig in Christus. Niets kan je uit zijn hand roven. Je bent voor altijd gekocht en betaald door zijn bloed. Je mag er zeker van zijn dat Hij je nooit zal loslaten.
En vanuit die zekerheid en veiligheid, geborgen in zijn liefde, verlang je ernaar te doen wat Hij van je vraagt. Hem te gehoorzamen. Want je wil gereed zijn om Hem te ontmoeten wanneer Hij terugkeert. Daar kijk je naar uit. Dat zal een feest zijn. Hem opwachten: Het laat je alles bekijken vanuit een ander perspectief, het stimuleert je om te breken met alle afgoden in je leven, en het stimuleert je om Hem te dienen en te gehoorzamen.
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951